19177 |
nieuwsgierigaard |
gaapnaas:
gapsj-naas (Q196p Mheer)
|
iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18020 |
niezen |
niesten:
neeste (Q196p Mheer),
neste (Q196p Mheer),
niezen:
neeaze (Q196p Mheer)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)]
III-1-2
|
18122 |
nijdnagel |
nijd:
nīēt (Q196p Mheer),
nijdnagel:
nīētnagel (Q196p Mheer),
nijdwortel:
nie.twoortel (Q196p Mheer)
|
Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)] || ik heb een nijdnagel (waar de huid langs de vingernagel inscheurt) [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
21401 |
niks waard |
niks waard:
das neeks jaard (Q196p Mheer),
dat is niks wêrd (Q196p Mheer),
ja?rt (Q196p Mheer),
neeks jaard (Q196p Mheer),
weeast? (Q196p Mheer)
|
Dat is niets waard. [ZND 08 (1925)] || Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)] || waard (dat is niets ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
20401 |
noemen |
noemen:
neume (Q196p Mheer)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
30213 |
nok |
jaarsboom:
jārš˱bǭm (Q196p Mheer),
kapboom:
kap˱bǭm (Q196p Mheer),
vorst:
vērš (Q196p Mheer)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|
19455 |
noodbed, kermisbed |
paljas:
paljas (Q196p Mheer)
|
Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20809 |
noot |
boomnoot:
boomnooët (Q196p Mheer)
|
noot [DC 47 (1972)]
III-2-3
|
21348 |
nors |
groenijzertig:
grīēn-īēzertig (Q196p Mheer),
nors:
norsch (Q196p Mheer),
zuur:
zōēr (Q196p Mheer)
|
norsch (barsch) [SGV (1914)] || onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33559 |
notenboom |
notenboom:
noöteboom (Q196p Mheer),
-
noöte-boom (Q196p Mheer)
|
notenboom || okkernoot [DC 17 (1949)]
I-7
|