e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onderdelen van het zwenghout en de evenaar kleef: klē̜f (Mheer) Voor de betrokken onderdelen zie men ook de afb. 98, 99 en 100. [N 11A, 103a + b + c; N 11A, 104a + b; div.; monogr.] I-2
ondereinde van de stam vot: WLD  vot (Mheer) Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)] III-4-3
ondergoed ondergoed: oondergoöd (Mheer) ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] III-1-3
onderhands onderhands: onderhandsch (Mheer) onderhandsch [SGV (1914)] III-3-1
onderhemd hemd: ein schaon humme (Mheer), himp (Mheer), humme (Mheer) hemd [SGV (1914)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] || schoon [o] [een ~ hemd] [SGV (1914)] III-1-3
onderjurk onderrok: oonderrok (Mheer) onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3
onderkussen, peluw hoofdpeluw: höjtpulling (Mheer), hoofdpulf: høͅi̯tpøͅl (Mheer), hoofdpulm: høͅi̯tpø&#x0304ləm (Mheer) het langwerpig kussen dat op de matras en onder het eigenlijke hoofdkussen ligt (Fr. traversin) [ZND 27 (1938)] || Langwerpig, rond onderkussen onder het hoofdkussen (peul, pulling, uppeling, kopkussen) [N 79 (1979)] || peluw [SGV (1914)] III-2-1
onderlip onderlip: oonderlip (Mheer) onderlip [DC 01 (1931)] III-1-1
onderrok schurket: sjörreket (Mheer) onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke] [N 24 (1964)] III-1-3
onderwijzer meester: mèèster (Mheer) onderwijzer; Hoe wordt hij tegenwoordig genoemd? [DC 48 (1973)] III-3-1