18420 |
pofmouw |
pofmouw:
poefmoew (Q196p Mheer)
|
pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18052 |
pokdalig |
poklokkerig:
poklokkerig (Q196p Mheer)
|
pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19418 |
poken |
poken:
pōkə (Q196p Mheer),
ragelen:
roͅxələ (Q196p Mheer),
ròchele (Q196p Mheer)
|
Met een pook in de kachel of het vuur porren (poken, peuteren, rakelen, koteren) [N 79 (1979)] || poken [SGV (1914)]
III-2-1
|
21437 |
politieagent |
politie (<lat.):
’nne poliesie (Q196p Mheer)
|
een agent van politie [linkert, agent] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17657 |
pols |
pols:
póls (Q196p Mheer)
|
pols [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18292 |
polsmof |
mofje:
möfke (Q196p Mheer)
|
polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24431 |
pompen van de meikever |
tellen:
WLD
telle (Q196p Mheer)
|
Hoe noemt u het herhaalde malen de vleugels bewegen voordat hij opvliegt, gezegd van een meikever (geld tellen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18504 |
pompon van een muts |
floche (fr.):
floes (Q196p Mheer)
|
pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19474 |
pook |
pook:
pōk (Q196p Mheer),
ragelijzer:
roͅxəlīzər (Q196p Mheer)
|
pook [SGV (1914)]
III-2-1
|
19957 |
poort |
poort:
pōrt (Q196p Mheer)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|