21361 |
raaskallen |
wauwelen:
wowwele (Q196p Mheer)
|
onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
28447 |
raat |
raat:
raat (Q196p Mheer),
rōǝt (Q196p Mheer),
rǭt (Q196p Mheer)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
raoje (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer)
|
raden [N 07 (1961)] || raden (ww.) [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-2
|
33577 |
radijs |
radijs:
radies (Q196p Mheer)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
21209 |
radio |
radio:
radio (Q196p Mheer)
|
een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18167 |
rafel |
rafel:
Bij gebreid goed.
raffele (Q196p Mheer),
vets:
Bij stoffen die afslijten.
vètse (Q196p Mheer),
vetsel:
Bij stoffen die afslijten.
vètsele (Q196p Mheer)
|
Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)]
III-1-3
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
raffele (Q196p Mheer),
raofele (Q196p Mheer),
rǭfǝlǝ (Q196p Mheer)
|
aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || rafelen [SGV (1914)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.]
II-7, III-1-3
|
19576 |
ragebol |
spinnenborstel:
\'gewoon\' spellingsysteem
sjpinne-bursjtel (Q196p Mheer),
spinnenkop:
špenəkoͅp (Q196p Mheer)
|
raagbol [SGV (1914)] || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
21164 |
rails |
rails (<eng.):
rails (Q196p Mheer)
|
de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19433 |
ramen lappen |
lappen:
lappe (Q196p Mheer),
vensteren wassen:
vēnstərə wēͅšə (Q196p Mheer),
wassen:
wèèsje (Q196p Mheer)
|
Ramen schoonmaken met behulp van spons en zeem (zemen, lappen, kuisen) [N 79 (1979)] || ramen zemen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|