19977 |
rammelaar |
rammeltje:
remmelke (Q196p Mheer),
rekel:
rèkel (Q196p Mheer)
|
Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1, III-3-2
|
20295 |
rammelen |
rammelen:
rammele (Q196p Mheer)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33578 |
rammenas |
rammenas:
ramenas (Q196p Mheer)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
18413 |
rand van een hoed |
luif:
leuf (Q196p Mheer)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24626 |
rank |
rank:
rank (Q196p Mheer),
WLD
raank (Q196p Mheer),
reng (mv.):
renk (Q196p Mheer)
|
rank [SGV (1914)] || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)] || Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33580 |
ranken van de wingerd |
ranken:
renk (Q196p Mheer)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
24229 |
ransuil |
uil:
ŭŭl (Q196p Mheer)
|
uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20515 |
ranzig |
gats:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
gats (Q196p Mheer),
gatsig:
gatsig (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
gool:
gêl (Q196p Mheer)
|
garstig [ZND 23 (1937)] || garstig spek [..] [SGV (1914)] || spek [garstig~] [SGV (1914)]
III-2-3
|
24765 |
rapunzelklokje |
klokje:
WLD
klökske (Q196p Mheer)
|
Rapunzelklokje (campanula rapunculus 30 tot 90 cm groot. Dikke, kruipende wortelstok; de stengel is stompkantig en kortbehaard; de onderste bladeren zijn ei- tot hartvormig en zijn langgesteeld, de bovenste zijn langwerpig ongesteeld en kortbehaard; de [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19558 |
rasp |
rasp:
raspe (Q196p Mheer),
raspel:
raspel (Q196p Mheer)
|
rasp [SGV (1914)]
III-2-1
|