25183 |
regenen (alg.) |
klenen:
klèène (Q196p Mheer),
regenen:
ringene (Q196p Mheer)
|
regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18554 |
regenjas |
regenjas:
ringejas (Q196p Mheer),
regenmantel:
ringemantel (Q196p Mheer)
|
damesregenmantel [N 23 (1964)] || regenjas [rusjer, ploensent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30537 |
regenpijp |
kandel:
kānšǝl (Q196p Mheer)
|
De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.]
II-9
|
18712 |
regenpijpen |
regenpijpen:
rengepiepe (Q196p Mheer)
|
regenbroek die uit twee delen bestaat [piepe, reegenpiepe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24308 |
regenworm |
piering:
piering (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer,
Q196p Mheer,
Q196p Mheer),
pêring (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
gewoon spellingsysteem
piering (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
worm:
gewoon spellingsysteem eu
weurm (Q196p Mheer)
|
pier [SGV (1914)] || pier, aardworm [SGV (1914)], [ZND 14 (1926)] || regenworm [DC 40 (1965)] || regenworm, aardwom, bekende paarskleurige worm die bij spitten en ploeten of bij regen voor de dag komt [pier, pieroas, piering, pierewörm, dauwworm] [N 26 (1964)] || worm in het algemeen [pier, piering, pierik] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
22854 |
rei |
rei:
rēī (v) (Q196p Mheer),
rêi? (Q196p Mheer)
|
rei [SGV (1914)]
III-3-2
|
17904 |
reiken naar |
reiken naar:
reeke (Q196p Mheer)
|
reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21195 |
reis |
reis:
rees (Q196p Mheer)
|
het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21201 |
reiskoffer |
koffer:
koffer (Q196p Mheer),
Karte 365.
koffer (Q196p Mheer),
valies (<fr.):
valies (Q196p Mheer)
|
Het voorwerp van leer, stof, riet om goederen mee op reis te nemen [koffer, valies] [N 90 (1982)] || koffer [SGV (1914)] || Reisekoffer
III-3-1
|
21196 |
reizen |
reizen:
reze (Q196p Mheer)
|
een reis ondernemen [reizen, pelgrimmen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|