17885 |
ruk |
rutsch (du.):
roets (Q196p Mheer)
|
Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25148 |
rukwind |
boes:
boeës (Q196p Mheer),
houwmouw:
nne "how-mow (Q196p Mheer)
|
rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34024 |
rund |
rind:
rent (Q196p Mheer),
(mv)
rēndǝr (Q196p Mheer),
rindje:
rentšǝ (Q196p Mheer)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
horzel (Q196p Mheer),
oreik:
hoerijk (Q196p Mheer)
|
horzel [SGV (1914)], [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
24349 |
runderhorzellarve |
warbos:
warbos (Q196p Mheer),
gewoon spellingsysteem
warbos (Q196p Mheer)
|
larve van de runderhorzel [DC 45 (1970)] || larve van de runderhorzel, worm die grote bulten (wormbulten) veroorzaakt in de huid van runderen [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24371 |
rups |
rups:
roepsh (Q196p Mheer),
roepsj (Q196p Mheer),
róps (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
gewoon spellingsysteem
roepsj (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [SGV (1914)] || rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|
17832 |
rusten |
rusten:
rùste (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
zich ruste (Q196p Mheer),
schoften:
sjoefte (Q196p Mheer)
|
rusten [SGV (1914)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21708 |
rusthuis |
oudemannenhuis:
aod-mannehōēs (Q196p Mheer)
|
een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
roew (Q196p Mheer),
rōēw (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer)
|
ruw [SGV (1914)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
25042 |
ruw, ruig |
ruig:
ruug (Q196p Mheer),
ruw:
roew (Q196p Mheer),
rōēw (Q196p Mheer)
|
ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)]
III-4-4
|