19282 |
slim |
een kopje:
e köpke (Q196p Mheer),
loos:
loeës (Q196p Mheer),
nugger:
nugger (Q196p Mheer),
rap:
rap (Q196p Mheer),
schrander:
schrander (Q196p Mheer)
|
een zeer goed verstand hebbend en zeer vlug van begrip [schrander, slim, hel] [N 85 (1981)] || schrander [SGV (1914)] || vindingrijk in het bedenken van hulpmiddelen, in het raden etc.; [slim, ont, vossebillen gegeten hebbend] [N 85 (1981)] || vlug van begrip [vinnig, rap] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18989 |
slimmerik |
nuggere, een -:
nuggere (Q196p Mheer)
|
een vindingrijk persoon [fijnaard, finard] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25072 |
slinken, minder worden |
minderen:
mindere (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer)
|
minder worden [lamen, lammen, verstillen afreezen] [N 91 (1982)] || minder worden in massa en omvang [slonken, slinken, zakken, slappen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18969 |
slinkse streken |
tonen:
Dorren 182: tuuen: grappen
tuuën (Q196p Mheer)
|
oneerlijk, achterbakse slinkse streken [linken, slenters, slingers, slenders, list, draaiers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18228 |
slip |
slip:
himpsjlip (Q196p Mheer),
sjlip (Q196p Mheer)
|
afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] || hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18694 |
slip-over |
pullover:
pullover (Q196p Mheer)
|
slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18538 |
slipjas: spotnamen |
batsenklatser:
batse-klatser (Q196p Mheer)
|
jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18299 |
slobkous |
slobhoos:
schlòbhaos (Q196p Mheer),
slobkous:
sjlopkouse (Q196p Mheer)
|
slobkous [SGV (1914)] || voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17948 |
sloffen |
sletsen:
sjloetse (Q196p Mheer),
sloffen:
sjloffe (Q196p Mheer),
sloffe (Q196p Mheer)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17695 |
slokdarm |
slokdarm:
dr sjloekdèèrm (Q196p Mheer)
|
slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|