25354 |
vijl |
vijl:
vīl (Q196p Mheer)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-12
|
31371 |
vijlen |
vijlen:
vilǝ (Q196p Mheer)
|
Een stuk hout bewerken met de houtvijl. [N 53, 159; A 38, 61; monogr.]
II-12
|
24961 |
vijver |
kuiltje:
kŭŭlke (Q196p Mheer),
vijver:
vīvǝr (Q196p Mheer),
wijer:
wijǝr (Q196p Mheer),
wijert:
wijǝrt (Q196p Mheer)
|
klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)] || Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8, III-4-4
|
30793 |
vilder |
vilder:
veldǝr (Q196p Mheer)
|
Iemand die het villen van dood vee en paarden als beroep uitoefent. [S 40; monogr.]
II-10
|
30794 |
villen |
villen:
velǝ (Q196p Mheer)
|
Vee de huid afstropen, van het vel ontdoen. [monogr.]
II-10
|
24386 |
vin |
vin:
vin (Q196p Mheer),
vinne (Q196p Mheer),
WLD
vin (Q196p Mheer)
|
Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)] || vin [SGV (1914)] || vinnen [SGV (1914)]
III-4-2
|
17825 |
vinden |
vinden:
vinge (Q196p Mheer),
vinne (Q196p Mheer)
|
vinden [SGV (1914)]
III-1-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
veenger (Q196p Mheer),
vinger (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer,
Q196p Mheer),
viŋər (Q196p Mheer)
|
Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)] || vinger [DC 01 (1931)], [RND] || vingers [SGV (1914)]
III-1-1
|
25277 |
vingerhoed, maat van 1 centiliter |
vingerhoed:
vingerhooëd (Q196p Mheer)
|
een maat die een inhoud aangeeft van 0,01 liter [vingerhoed] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24748 |
vingerhoedskruid |
vingerhoed:
WLD
vingerhooëd (Q196p Mheer)
|
Vingerhoedskruid (digitalis purpurea 30 tot 150 cm groot. De stengels en bloemstelen zijn viltig behaard, de bladeren zijn ei- tot lancetvormig, de bladrand is gekarteld. De bladeren zijn aan de onderkant grijsharig. De bloemen staan in eindstandige tro [N 92 (1982)]
III-4-3
|