e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mheer

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zulaks, zwilaks zwilaks: žwelaks (Mheer) De lange, houweelvormige beitel, aan beide uiteinden geslepen en met een handgreep in het midden, die wordt gebruikt voor het uitsteken van spaakgaten in de naaf. Zie ook afb. 184. [N G, 29; monogr.] II-12
zure oprisping zuur: t zoer hubbe (Mheer), t zōēr brint mich (Mheer), Ich hub t zoer branne"(opstotend zuur)  zoer (Mheer) Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuster zuster: zeuster (Mheer, ... ), zuster (Mheer), zuuster (Mheer), zöster (Mheer), zùster (Mheer), zustertje: zeusteke (Mheer) zuster [ZND 04 (1924)] || zuster [haar] [SGV (1914)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
zuur oprispen branden, het zuur brandt mij: t zōēr brint mich (Mheer), het zuur hebben: t zoer hubbe (Mheer) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuurbes berberis: WLD  berberis (Mheer) Zuurbes: gedoornde struik, 1-2 m hoog; geelgrauwe takken, heeft gele kogelvormige bloemen in tot 4 cm lange trossen; scharlakenrode bessen, langwerpig en 8-13 mm lang die ook s winters nog aan de struik staan (berberissen, barbarinneke, versilts, kweedoo [N 82 (1981)] III-4-3
zuurdeeg maken desemen: dęsǝmǝ (Mheer) Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1
zuurkool zuurmoes: zoermoos (Mheer, ... ) zuurkool [SGV (1914)], [ZND 08 (1925)] III-2-3
zwaaien zwaaien: schwaje (Mheer) zwaaien [SGV (1914)] III-1-2
zwaard zwaard: schwêrd (Mheer) zwaard (wapen) [SGV (1914)] III-3-1
zwabber dweil: dwul (Mheer), zwabber: šwabər (Mheer) Dweil aan een steel gebonden (zwabber, dweil, aftrekker) [N 79 (1979)] || zwabber (scheepsdweil) [SGV (1914)] III-2-1