e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mheer

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broederschap broederschap: brooderschap (Mheer) broederschap [SGV (1914)] III-3-3
broeds kloekachtig: klukɛxtex (Mheer) Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.] I-12
broedsel tuit: cf vD sv tuit, klanknaabootsend voor kip, enz.  taojt (Mheer) nest, worp III-4-1
broeibak broeibak: breubak (Mheer) [SGV (1914)] I-7
broek: algemeen broek: brook (Mheer, ... ), doe lups ooch altied mit ⁄n aafgezakde brook (Mheer), e heel z⁄n brook op met nne lèère reëm (Mheer), Korte: welsjebroo:k ook flotsbroo:k.  broo:k (Mheer) broek [ZND 22 (1936)] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)] III-1-3
broekland, moeras moeras: moeras (Mheer), vuilgebroetenis: voelgebreutenis (Mheer) moeras [DC 02 (1932)] III-4-4
broekspijp broekenpijp: brokə-piepe (Mheer) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem broekenband: brooke-baand (Mheer), riem: e heel z⁄n brook op met nne lèère reëm (Mheer) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekzak opzij broekentas: brooke-tèsj (Mheer), zijtas: ziej-tèsj (Mheer) broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broer: broo?? (Mheer), broor (Mheer, ... ), broertje: breurke (Mheer) broeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] || broeder; dat is zijn broeder [ZND 08 (1925)] || broer [DC 03 (1934)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2