22873 |
doel |
goal (eng.):
de gool (Q196p Mheer),
Karte 169.
goal (Q196p Mheer)
|
Het doel. [DC 49 (1974)] || Tor des Fussballspiels.
III-3-2
|
22350 |
doel bij verstoppertje spelen |
hol:
hool (Q196p Mheer)
|
Het doel bij het verstoppertje spelen [buut]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17925 |
doelloos friemelen |
frutselen:
frutsele (Q196p Mheer)
|
haffelen: Doelloos met de handen spelen (haffelen, krawietelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22876 |
doelman |
keeper (eng.):
kieper (Q196p Mheer),
Karte 170.
keeper (Q196p Mheer)
|
Doelverdediger. [DC 49 (1974)] || Tormann.
III-3-2
|
22872 |
doelpunt |
goal (eng.):
gool (Q196p Mheer)
|
Doelpunt. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
25020 |
dof, gedempt van geluid |
dof:
dof (Q196p Mheer)
|
niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
doffer:
doefer (Q196p Mheer),
hij:
he (Q196p Mheer),
hij-tje:
heeëke (hij-tje) (Q196p Mheer),
hoorn:
hoore (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
hore (Q196p Mheer),
horen:
hoore (Q196p Mheer)
|
doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 18 (1935)], [ZND 39 (1942)] || een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)] || mannetjesduif [SGV (1914)]
III-4-1
|
18154 |
dokter |
dokter:
dokter (Q196p Mheer)
|
Hij woont naast de dokter, naast Verbelen [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
18153 |
dokteren |
dokteren:
doktere (Q196p Mheer)
|
dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24862 |
dolle kervel |
dolle kervel:
dølǝ kervǝl (Q196p Mheer),
vergiftige kervel:
vergiftige kervel (Q196p Mheer)
|
Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.]
I-5
|