e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mheer

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flikflooien flikflooien: flikkeflaoje (Mheer), ook materiaal znd 23, 55  fleenkefloere (Mheer) flikflooien [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] III-1-4
flink; flinke persoon flink: fleenk (Mheer, ... ) flink: U loopt nog - voor iemand van uw leeftijd [DC 39 (1965)] || geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)] III-1-4
fluim fluim: floem (Mheer), fluum (Mheer, ... ), flŭŭm (Mheer), koets: #NAME?  koe:ts (Mheer) fluim [SGV (1914)], [ZND 23 (1937)] || fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)] III-1-2
fluimen uitspuwen uitbruien: oetbruusje (Mheer) spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)] III-1-2
fluisteren lispelen: Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.  lispele (Mheer), stilletjes kallen: sjtillekes kalle (Mheer) fluisteren [DC 16 (1948)] || lispelen [SGV (1914)] III-3-1
fluweel, velours velours: flōr (Mheer), flūr (Mheer), vlūr (Mheer) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fluwelen broek velours (fr.) broek: eng vloere brook (Mheer) een fluwelen broek [ZND 23 (1937)] III-1-3
fonkelen, flonkeren fonkelen: foonkele (Mheer) levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
fooi drinkgeld: dreenkgèèld (Mheer) de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)] III-3-1
fopspeen lots: loetsj (Mheer) fopspeen; hoe heet in uw dialect de fopspeen die men kleine kinderen in de mond stopt om ze stil te krijgen [DC 43 (1968)] III-2-2