21595 |
geschiedenis |
historie:
eng istorie vertelle (Q196p Mheer)
|
Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)]
III-3-1
|
20475 |
geslacht |
familie:
famīēlzje (Q196p Mheer)
|
de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrx (Q196p Mheer),
bɛrǝx (Q196p Mheer),
bɛ̄rx (Q196p Mheer)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
34309 |
gesneden vrouwelijk varken |
gesneden zoog:
gǝsnɛi̯ǝ zoǝx (Q196p Mheer)
|
Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
gasp (Q196p Mheer),
schoon mèt ein gasp (Q196p Mheer)
|
gesp [schoenen m.e. ~ ] [SGV (1914)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34420 |
gespeend schaap |
germpje:
gɛrmkǝ (Q196p Mheer),
gespeend (volt. deelw.):
gǝspiǝnt (Q196p Mheer),
gespeende lammer:
gǝspīndǝ lāmǝr (Q196p Mheer)
|
Het jong van een schaap, als het van de moeder weggenomen wordt. [A 4, 22e; L 20, 22e]
I-12
|
18696 |
gesteven voorstuk van een overhemd |
front:
froont (Q196p Mheer)
|
voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18543 |
gestreepte broek |
strepen broek:
Van Dale: II. strepen (bn.), <gew.> van gestreepte stof: een strepen rok.
sjtriepebrook (Q196p Mheer)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
meunt (Q196p Mheer)
|
De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18828 |
getob; tobben |
gehannes:
gehannes (Q196p Mheer),
gemartel:
gemartel (Q196p Mheer),
sukkelarij:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
sukkeleriej (Q196p Mheer),
taperij:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
taaperiej (Q196p Mheer)
|
gemartel [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|