e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L159a plaats=Middelaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spreeuw spreeuw: sprauw (Middelaar), sproaw (Middelaar) Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)] || spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)] III-4-1
sproeten sproetelen: sproetels (Middelaar) sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
spruiten spruiten: sprute (Middelaar) spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)] III-2-3
spruitkool, spruitje spruiten: sprute (Middelaar) [N Q (1966)] I-7
staakijzer van de rosmolen spil: spil (Middelaar) De verticaal onder de molenstenen geplaatste, vaak van ijzer vervaardigde spil die de loper aandrijft. Zie ook de lemmata ɛstaakijzer van de windmolenɛ en ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N D, 17] II-3
staalborstel stalen borstel: stǭlǝ bǫrsǝl (Middelaar) Soort handborstel met stalen draden waarmee vuil en roest van metaal kan worden verwijderd, koper gepolijst kan worden, etc. Zie ook afb. 207. Volgens respondenten uit L 159a, 165, 192a, 213, 217, 289, 290, 291, 382, 414, 423, 432, P 47, 219, Q 18, 71, 83, 86, 111 en 121b werd de staalborstel ook vaak gebruikt om vijlsel uit de kap van het blad van vijlen te verwijderen. Vgl. het lemma "vijlborstel". Zie ook het lemma "staalborstel" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II.9, pag. 203-204. [N 33, 107; N 33, 216; N 64, 59a-b] II-11
staart staart: start (Middelaar) Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-9
staartkoord staarttouw: starttǫu̯w (Middelaar) Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g] I-11
staartkwast pluim: plȳm (Middelaar) Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114] I-11
stad stad: stat (Middelaar) stad [RND] III-3-1