17643 |
lende |
lende:
lèène (L159a Middelaar)
|
lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17558 |
lenig |
rap:
rap (L159a Middelaar),
rap (?) (L159a Middelaar)
|
Gebruikt men bij u een woord als zwak in de zin van lenig, buigzaam? Zo ja, hoe is dan de uitspraak? [DC 43 (1968)] || lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24895 |
lente, voorjaar |
lente:
léénte (L159a Middelaar),
vroegjaar:
vroegjaor (L159a Middelaar)
|
lente [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
34357 |
lepbig |
lepkeu:
lɛpkø̄ (L159a Middelaar)
|
Een big die met koemelk wordt grootgebracht. [N 19, 15; N 19, 16; monogr.]
I-12
|
31924 |
lepelboor |
lepelboor:
lē̜pǝlbōr (L159a Middelaar)
|
Boorijzer voor hout met een lepelvormig uiteinde. Het snijvlak van de boor is half bolvormig. Zie ook afb. 74b. De lepelboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de voorgeboorde naven van karwielen verder mee uit zodat daar vervolgens de naafbus in geplaatst kan worden. [N 33, 329; N 53, 162a; N G, 31c; monogr.]
II-12
|
21341 |
leurder |
kramer:
krèmmer (L159a Middelaar)
|
koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
op de handel gaan:
op den handel gaon (L159a Middelaar)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
leven, het -:
lèève (L159a Middelaar)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17697 |
lever |
lever:
lîjver (L159a Middelaar)
|
lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
lèverwòrst (L159a Middelaar)
|
leverworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|