24249 |
spreeuw |
spreeuw:
sprauw (L159a Middelaar),
sproaw (L159a Middelaar)
|
Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)] || spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
sproetels (L159a Middelaar)
|
sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21007 |
spruiten |
spruiten:
sprute (L159a Middelaar)
|
spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)]
III-2-3
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruiten:
sprute (L159a Middelaar)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
26676 |
staakijzer van de rosmolen |
spil:
spil (L159a Middelaar)
|
De verticaal onder de molenstenen geplaatste, vaak van ijzer vervaardigde spil die de loper aandrijft. Zie ook de lemmata ɛstaakijzer van de windmolenɛ en ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N D, 17]
II-3
|
30679 |
staalborstel |
stalen borstel:
stǭlǝ bǫrsǝl (L159a Middelaar)
|
Soort handborstel met stalen draden waarmee vuil en roest van metaal kan worden verwijderd, koper gepolijst kan worden, etc. Zie ook afb. 207. Volgens respondenten uit L 159a, 165, 192a, 213, 217, 289, 290, 291, 382, 414, 423, 432, P 47, 219, Q 18, 71, 83, 86, 111 en 121b werd de staalborstel ook vaak gebruikt om vijlsel uit de kap van het blad van vijlen te verwijderen. Vgl. het lemma "vijlborstel". Zie ook het lemma "staalborstel" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II.9, pag. 203-204. [N 33, 107; N 33, 216; N 64, 59a-b]
II-11
|
20125 |
staart |
staart:
start (L159a Middelaar)
|
Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-9
|
34225 |
staartkoord |
staarttouw:
starttǫu̯w (L159a Middelaar)
|
Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g]
I-11
|
34087 |
staartkwast |
pluim:
plȳm (L159a Middelaar)
|
Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114]
I-11
|
21272 |
stad |
stad:
stat (L159a Middelaar)
|
stad [RND]
III-3-1
|