33712 |
stuk onontgonnen grond |
heigrond:
hei̯grōnt (L159a Middelaar)
|
Een stuk woeste grond, nog niet ontgonnen hei, veen of moeras. [N 27, 4a; N 11, 6; N 11A, 112; ALE 254]
I-8
|
34023 |
stuks -vee |
staarten:
stártǝ (L159a Middelaar)
|
Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2]
I-11
|
33230 |
suikerbiet |
suikerpee:
sȳkǝr pē (L159a Middelaar),
suikerpiet:
sȳkǝrpit (L159a Middelaar)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
20358 |
suikeroom |
suikeroom:
sukeroom (L159a Middelaar)
|
erfoom (suikeroom) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20260 |
suikertante |
suikertante:
sukertante (L159a Middelaar)
|
erftante (suikertante) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17735 |
suizen van de oren |
suizen:
t soest in mien ore (L159a Middelaar)
|
suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33325 |
t-vormige hoeve |
dwarshuis:
du̯arshys (L159a Middelaar)
|
Stal en schuren liggen achter elkaar; het woongedeelte staat hier dwars op en steekt aan beide zijden uit. Enkele opgaven komen overeen met de algemene benaming voor de boerderij; ter plekke is dan de T-vormige bouw de algemeen gebruikelijke. Voor de fonetische documentatie van deze gevallen, die aan het begin van het lemma bijeen staan, wordt verwezen naar het lemma "boederij, algemeen" (1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 4. [N 4A, 2b; monogr.]
I-6
|
20704 |
taaie pannenkoek |
leren thijs:
leire ties (L159a Middelaar)
|
Taaie pannekoek, zonder gist gebakken (leere ties, leere maria?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20745 |
taart |
taart:
taart (L159a Middelaar)
|
Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20152 |
tafelbroeder; niet te gebruiken |
tafelbroer:
cf. WNT s.v. "broeder - broêr", gewestelijk broêre, breur, bruur; ongebruikt
toffelbruur (L159a Middelaar)
|
tafelbroeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|