31373 |
vijlhandvat |
hecht:
hext (L159a Middelaar),
heft:
hęft (L159a Middelaar)
|
Van hout of kunststof vervaardigde handgreep die op de arend van de vijl wordt geplaatst. Zie ook het lemma "arend". [N 33, 105]
II-11
|
24961 |
vijver |
vijver:
vē̜i̯vǝr (L159a Middelaar)
|
Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8
|
17768 |
vinger |
vinger:
finger (L159a Middelaar),
viŋər (L159a Middelaar)
|
vinger [DC 01 (1931)], [RND]
III-1-1
|
17665 |
vingers (spotnamen) |
fikken:
fikke (L159a Middelaar)
|
vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24265 |
vink |
boekvink:
boekvink (L159a Middelaar, ...
L159a Middelaar)
|
Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] || vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24402 |
visaas |
made:
maoje (L159a Middelaar)
|
wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
30189 |
vitsen |
vademen:
vajǝmǝ (L159a Middelaar)
|
Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.]
II-9
|
20727 |
vlaai |
vlaai:
vlaaj (L159a Middelaar)
|
Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24266 |
vlaamse gaai |
marskolf:
marskolf (L159a Middelaar),
martkolf:
martkolf (L159a Middelaar),
meerkol:
merkol (L159a Middelaar)
|
gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)] || vlaamse gaai
III-4-1
|
21394 |
vlag |
vlag:
vlag (L159a Middelaar)
|
vlag: Loopt Klaas voorop met de -? [DC 39 (1965)]
III-3-1
|