21675 |
wbd: afzeggen |
ongedaan maken:
de koop ongedaon make (L159a Middelaar)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21683 |
wbd: in trek |
goed liggen:
ze ligge goed (L159a Middelaar)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21662 |
wbd: katten |
laten zitten:
mit laote zitte (L159a Middelaar)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21679 |
wbd: kwaadgeld = kwaadgeld |
kwaad geld:
kwaod géld (L159a Middelaar)
|
kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21678 |
wbd: staartgeld |
tegengevallen (volt.deelw.):
tègegevalle (L159a Middelaar)
|
verschil: Vraagt men aanvankelijk teveel geld voor wat men wil verkopen, dan moet men tenslotte vaak genoegen nemen met minder dan men eerst kon krijgen; hoe noemt men in zulk geval het verschil tussen wat men eerst kon krijgen en wat men tenslotte werkel [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21663 |
wbd: verkopen voor |
kunnen hebben voor:
ge köönt te vür den pries wel hebbe (L159a Middelaar)
|
verlaten, Zegt men bij u: ik wil die geit voor zoveel geld wel ~ = voor die prijs wil ik ze wel verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22860 |
weddenschap |
weddenschap:
wɛdəschap (L159a Middelaar)
|
weddenschap [RND]
III-3-2
|
20435 |
weduwe |
wedvrouw:
cf. WNT s.v. "weduwrouw"weduwe-, wede-, weed-, widde-, wed(de)vrouw
wetfrow (L159a Middelaar),
cf. WNT s.v. "weduwvrouw"weduwe-, wede-, weed-, widde-, wed(de)vrouw
wetfrou (L159a Middelaar)
|
weduwe [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
wedkerel:
cf. WNT s.v. "weduwman"weduwe-, wede-, weed-, wid-, widde-, wed-, weddeman; cf. idem WNT s.v. "kerel
wetkèl (L159a Middelaar)
|
weduwnaar [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
31200 |
weegtoestel voor ijzer |
bascule:
baskȳl (L159a Middelaar)
|
In dit lemma zijn de antwoorden bijeengeplaatst op vraag N 33, 208: "De weegschaal die gebruikt wordt om zwaar ijzerwerk te wegen." De benamingen in het lemma duiden verschillende weegtoestellen aan. De woordtypen bascule, pondel en unsel zijn specifiek van toepassing op een weegwerktuig met ongelijke armen, waarmee men, door met een klein gewicht aan de lange arm heen en weer te schuiven, een grote last, die aan de korte arm hangt, kan wegen. [N 33, 208]
II-11
|