19528 |
zoutvat |
zoutkruik:
zaod kruk (L159a Middelaar)
|
kruik, stenen ~; inventarisatie benamingen (gistkruik); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19222 |
zuchten |
zuchten:
zeuchte (L159a Middelaar)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
21072 |
zuigen |
zuigen:
zuge (L159a Middelaar),
zuuge (L159a Middelaar)
|
zuigen [DC 38 (1964)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
34181 |
zuiveren |
knoeien:
knoeien (L159a Middelaar)
|
Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58]
I-11
|
18032 |
zure oprisping |
zuur:
t zoer (L159a Middelaar),
zuurbrand:
t zoerbráánd (L159a Middelaar)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33618 |
zuring, groente |
zuringmoes:
zuringmoes (L159a Middelaar)
|
Zuring die als groente wordt gekweekt [N 14 (1962)]
I-7
|
20336 |
zuster |
zusje:
zuske (L192p Middelaar, ...
L192p Middelaar),
zuster:
zuster (L159a Middelaar, ...
L159a Middelaar,
L159a Middelaar,
L159a Middelaar),
zuuster (L192p Middelaar)
|
zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
20626 |
zuurdeeg |
zuurdesem:
zurdęsǝm (L159a Middelaar)
|
Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.]
II-1
|
20541 |
zuurdesem |
zuurdesem:
zoerdessem (L159a Middelaar)
|
Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20679 |
zuurkool |
zuremoes:
zoeremoes (L159a Middelaar)
|
Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|