e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Middelaar

Overzicht

Gevonden: 2389

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achtergebleven hooi harken scharren: sxarǝ (Middelaar) Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.] I-3
achterhaam achterboks: ɛxtǝrboks (Middelaar) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterijzer achterijzer: āxtǝrīzǝr (Middelaar) Hoefijzer voor de achterhoef van het paard. Het achterijzer heeft meestal een ovale vorm. Zie ook afb. 223b. [N 33, 353; N 33, 354b] II-11
achterklauw kootje: kōtjǝ (Middelaar) Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c] I-11
achterploeg achterploeg: ɛxtǝr[ploeg] (Middelaar) Het achterste deel van een rad- of karploeg, dat de ploegboom, het ploeglichaam en de staart omvat. [N 11, 31.II.1; N 11A, 100b] I-1
achterwand achterbred: axtǝrbręt (Middelaar) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
adamsappel adamsappel: adamsappel (Middelaar) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
ademen ademen: aojeme (Middelaar) ademen [N 10a (1961)] III-1-1
ader ader: oojer (Middelaar) ader [N 10a (1961)] III-1-1
afdingen pingelen: pingele (Middelaar) beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] III-3-1