21691 |
inkopen gaan doen op de markt |
markten:
gaon mérte (L159a Middelaar)
|
inkopen gaan doen op de markt [markten, merten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
26785 |
inkuilen |
inkuilen:
inkulǝ (L159a Middelaar)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|
33182 |
inleggen (in een voor) |
inleggen:
inlęgǝ(n) (L159a Middelaar)
|
Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19524 |
inmaakpot |
zuremoespot:
zoerremoes pot (L159a Middelaar)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
inslaan:
ienslaon (L159a Middelaar)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
inspanǝ (L159a Middelaar)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
34074 |
jaarring |
ring:
(mv)
reŋǝn (L159a Middelaar)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
sjeket (L159a Middelaar)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18259 |
jak |
bloes:
lange bloes (L159a Middelaar),
jak:
jak (L159a Middelaar)
|
vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] || vrouwenjak, lang ~ [kapoot, kasjevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20763 |
jan in de zak |
broeder:
bruur (L159a Middelaar)
|
Koek die in een ketel met water gekookt is (broeder?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|