e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Millen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spade, spitschop schup: šø̜p (Millen) Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.] I-1
speeksel uitspuwen spijen: spaejə (Millen) (speeksel uit)spuwen [RND] III-1-1
speen van de koe deem: døm (Millen) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛk (Millen, ... ), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  spek (Millen) spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)] III-2-3
spekpannenkoek spekkoek: spekkoek (Millen) pannenkoek [ZND 40 (1942)] III-2-3
spenen spenen: spēnǝ (Millen) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9
spikken spikken: spikǝ (Millen) Onder spikken (of het enkelvoud: spik) verstaat men doorgaans een verbijzondering van het begrip "graanafval", namelijk het (onvolgroeide) graan met het kaf er nog omheen, dat dus niet heeft losgelaten bij het dorsen. Deze spikken worden dan als varkensvoer gekookt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 35d; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
spin spin: spen (Millen) spin [RND] III-4-2
spinnen ronken: ro.ŋkə (Millen), spinnen: spęnǝ (Millen) De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.] || spinnen [Goossens 1b (1960)] II-7, III-2-1
spinnenweb spinnengeweef: spenəgjiəf (Millen) spinnenweb [RND] III-4-2