32750 |
spade, spitschop |
schup:
šø̜p (Q177p Millen)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spijen:
spaejə (Q177p Millen)
|
(speeksel uit)spuwen [RND]
III-1-1
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
døm (Q177p Millen)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spɛk (Q177p Millen, ...
Q177p Millen),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
spek (Q177p Millen)
|
spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
20702 |
spekpannenkoek |
spekkoek:
spekkoek (Q177p Millen)
|
pannenkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
20165 |
spenen |
spenen:
spēnǝ (Q177p Millen)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
33133 |
spikken |
spikken:
spikǝ (Q177p Millen)
|
Onder spikken (of het enkelvoud: spik) verstaat men doorgaans een verbijzondering van het begrip "graanafval", namelijk het (onvolgroeide) graan met het kaf er nog omheen, dat dus niet heeft losgelaten bij het dorsen. Deze spikken worden dan als varkensvoer gekookt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 35d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
24379 |
spin |
spin:
spen (Q177p Millen)
|
spin [RND]
III-4-2
|
20121 |
spinnen |
ronken:
ro.ŋkə (Q177p Millen),
spinnen:
spęnǝ (Q177p Millen)
|
De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.] || spinnen [Goossens 1b (1960)]
II-7, III-2-1
|
24381 |
spinnenweb |
spinnengeweef:
spenəgjiəf (Q177p Millen)
|
spinnenweb [RND]
III-4-2
|