e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Millen

Overzicht

Gevonden: 1753
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lastig (werken) lastig: ook materiaal znd 30, 02  lestig (Millen) lastig [ZND 01 (1922)] III-1-4
laten laten: ljotte (Millen) laten [ZND 25 (1937)] III-1-2
latierboom paardsbox: pi̯āts˱bǫks (Millen) Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.] I-6
lauw lauw: la wotter (Millen) Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)] III-4-4
lederen pantoffel leren slof: lère sloefe (Millen) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
leeg, niets bevattend leeg: ljech (Millen) Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)] III-4-4
leegloper leegloper: ook materiaal znd 30, 4  ljeglöper (Millen) leegloper [ZND 01 (1922)] III-1-4
leest leest: lę̄st (Millen) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: eene leeuw (Millen) Leeuw. [ZND 30 (1939)] III-3-2
leeuwenbek swoosmuiltje: -  sjwojsmoilke (Millen) grote leeuwebek [ZND 40 (1942)] III-4-3