e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Millen

Overzicht

Gevonden: 1753
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lies dunnen: dønǝ (Millen), hees: RK: plooi v.d. dij -> lm. knieholte ?  hees (Millen), ie-è (Millen), lies: līs (Millen) de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] I-12, I-9, III-1-1
liggen liggen: ligge (Millen) liggen [ZND 25 (1937)] III-1-2
lijnzaadpap lijzaadmeeldrank: lēzūǝtmīldrāŋk (Millen) De "pap", ofwel het vloeibare veevoer dat van lijnzaadmeel wordt gemaakt. De zegsman uit Maastricht merkt op dat de pap ook medicinale kracht heeft en gebruikt wordt om op een wond te leggen. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [RND 31; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59] I-5
liniaal regel: een regel (Millen) Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)] III-3-1
linkshandig persoon linke, een -: n lénke (Millen) iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)] III-1-2
lip lip: lip (Millen, ... ), lippe (Millen) lip [RND] || rode lippen [ZND 30 (1939)] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
lip van een hoefijzer lip: lip (Millen) Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.] II-11
lis (alg.) lis: lĕs (Millen) lis [ZND 29 (1938)] III-4-3
litteken lijkteken: laikte͂ken (Millen) een litteken [ZND 37 (1941)] III-1-2
loeien van de koe in het algemeen keken: kɛ̄.kǝ (Millen) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11