21346 |
lui (lieden) |
lui:
laj (Q177p Millen),
raaike laai (Q177p Millen),
mensen:
mensə (Q177p Millen),
mensən (Q177p Millen)
|
mensen [RND] || Rijke lieden [ZND 30 (1939)] || volk [RND]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
krijten:
ook materiaal znd 28, 53
kraaite (Q177p Millen)
|
luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
de klok laaien (Q177p Millen)
|
De klok luiden. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden voor de mis:
het lèd vëur de mès (Q177p Millen)
|
Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|
20478 |
luier |
pisdoek:
pizduk (Q177p Millen)
|
luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
20281 |
luiermand |
kindskorf:
kenskeurf (Q177p Millen)
|
korf of mand waarin de doeken of luiers van de kleine kinderen wordt bewaard? [ZND 37 (1941)]
III-2-2
|
19029 |
luilak |
luiaard:
ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)
luiaard (Q177p Millen)
|
luilak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17734 |
luisteren |
luisteren:
goed laaisteren (Q177p Millen)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
31582 |
luns |
leun:
lø̄n (Q177p Millen)
|
Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.]
II-11
|
20486 |
lusten |
mogen:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
moch (Q177p Millen)
|
lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)]
III-2-3
|