33950 |
kussenleder |
lagers:
lāgǝrs (L163a Milsbeek)
|
Leren bekleding van de haamkussens. [N 13, 4; N 36, 17]
I-10
|
19632 |
kussensloop |
kussensloop:
køsəslōp (L163a Milsbeek),
kussloop:
køsslōp (L163a Milsbeek),
kustijk:
køstik (L163a Milsbeek),
køstīk (L163a Milsbeek)
|
kussensloop
III-2-1
|
24366 |
kwabaal en puitaal |
kwabaal:
kwabaol (L163a Milsbeek)
|
puitaal
III-4-2
|
19136 |
kwalijk |
kwalijk:
Dat is ¯n kwélleke zaak
kwéllek (L163a Milsbeek)
|
kwalijk
III-1-4
|
25341 |
kwart, vierde deel, maat |
vierdel:
vèrrel (L163a Milsbeek)
|
kwart, vierde deel
III-4-4
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
kwartje (L163a Milsbeek)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
32254 |
kwast, noest |
knoest:
knust (L163a Milsbeek),
noest:
nust (L163a Milsbeek)
|
Een onregelmatigheid in de houtstructuur van een boom. Kwasten ontstaan op plaatsen waar zich een tak bevindt of heeft bevonden. Zie ook afb. 204. Vgl. voor het woordtype aast ook het Hgd. Ast. [N E, 1; N 50, 76f; N 75, 97a-b; monogr.]
II-12
|
33552 |
kweepeer |
kweepeer:
kwïjpèèr (L163a Milsbeek)
|
kweepeer
I-7
|
21668 |
kwitantie |
kwijting:
⁄n kwieting (L163a Milsbeek)
|
kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)]
III-3-1
|
29799 |
laad- en losplaats |
losplaats:
lǫsplǭts (L163a Milsbeek)
|
De plaats langs het water waar stenen en pannen werden geladen en gelost. [monogr.]
II-8
|