20969 |
mals |
soepel:
supǝl (L163a Milsbeek)
|
Goedgelooid, zacht, lenig, buigzaam, gezegd van leer. [N 60, 9]
II-10
|
20154 |
man, manspersoon |
man:
man (L163a Milsbeek),
manskerel:
ma.nskèl (L163a Milsbeek),
manslui:
ma.nsluj (L163a Milsbeek),
zie ma.nsluj
ma.nsluuj (L163a Milsbeek)
|
man || mannen, man(s)volk || manspersoon
III-2-2
|
26825 |
mand |
ben:
bɛn (L163a Milsbeek),
korf:
kø̜rǝf (L163a Milsbeek),
mand:
mānt (L163a Milsbeek)
|
De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.]
II-12
|
34449 |
mannelijk jong van de geit |
bokje:
bø̜kskǝ (L163a Milsbeek)
|
[N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21]
I-12
|
34051 |
mannelijk kalf |
stierkalf:
stir[kalf] (L163a Milsbeek),
varkalf:
varkalf (L163a Milsbeek)
|
[N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.]
I-11
|
34052 |
mannelijk kalf dat van tanden begint te wisselen |
varkalf:
varkalf (L163a Milsbeek)
|
Algemeen kan men zeggen dat het hier gaat om een kalf van ongeveer één jaar oud. [N 3A, 16; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
34476 |
mannelijk kuiken |
haantje:
hāntjǝ (L163a Milsbeek)
|
[N 19, 41b; L A2, 507]
I-12
|
34393 |
mannelijk schaap |
ram:
ram (L163a Milsbeek),
schapenbok:
sxǭpǝnbok (L163a Milsbeek)
|
Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.]
I-12
|
24204 |
mannelijke eend |
wielder:
wildǝr (L163a Milsbeek)
|
[GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]
I-12
|
24206 |
mannelijke gans |
gent:
gɛ̄nt (L163a Milsbeek),
genter:
gɛ̄ntǝr (L163a Milsbeek)
|
[A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|