29660 |
modderkruier |
modderlader:
mǫdǝrlǭjǝr (L163a Milsbeek)
|
Arbeider die de bereide klei naar de vormtafel brengt, hetzij in een bak die hij op de nek draagt, hetzij met een kruiwagen of door middel van kipkarren. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 277 s.v. vogeldrager: ø̄̄Degene die bij de brikken- of tichelovens den vogel draagt (...). Geh. Genck.ø̄̄ [N 98, 70; monogr.]
II-8
|
24425 |
modderkruiper |
meerkat:
mèrkat (L163a Milsbeek)
|
modderkruiper
III-4-2
|
19198 |
moed |
courage (fr.):
Hèt ¯s de keraos as ge dörft
keraos (L163a Milsbeek),
zie keraos
keraozie (L163a Milsbeek)
|
moed
III-1-4
|
20331 |
moeder |
moeder:
moe.der (L163a Milsbeek),
mojjer (L163a Milsbeek),
moeke:
moeke (L163a Milsbeek),
moet:
moet (L163a Milsbeek)
|
moeder || moeder, moedertje
III-2-2
|
19100 |
moeite |
moeite:
alle muujte um zu.nst
muujte (L163a Milsbeek)
|
moeite
III-1-4
|
19940 |
moer |
moeder:
mojjer (L163a Milsbeek),
mójjer (L163a Milsbeek),
moer:
moor (L163a Milsbeek)
|
konijn
III-2-1
|
33700 |
moeras |
ven:
vęn (L163a Milsbeek),
zijp:
sīp (L163a Milsbeek)
|
Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
19126 |
mogen |
mogen:
Ik mooch nie zwèmme van d¯n dokter Hïj mag d¯r zien Ik mag `,s aoves gèr ¯n Tortelduu.fke (Genneps bier) Da mag wel waor zien, mar ik wil ¯t niet hèbbe
meuge (L163a Milsbeek)
|
mogen
III-1-4
|
18873 |
mokken |
pruilen:
Ze proelde umda ze verlaore haj mit ga.nzeborde
proele (L163a Milsbeek),
zie proele
pruule (L163a Milsbeek)
|
mokken, pruilen
III-1-4
|
32858 |
mol |
mol:
mǫl (L163a Milsbeek)
|
Het in de grond levend, zwart zoogdier iets groter dan een muis dat de molshopen opwerpt; het heeft een spitse snuit en graafklauwen: Talpa europaea. Hoewel niet alle mollesoorten blind zijn, wordt de mol algemeen voor blind gehouden. De boeren beschouwden het als een schadelijk dier op hun cultuurgrond, dat bestreden moest worden; bovendien was het bont van de mol gewild. Zie ook de toelichting bij het lemma ''molshoop''. Om de vergelijking van de lemma''s ''mol'' en ''molshoop'' te vergemakkelijken en daar in enkele streken hetzelfde woord voor mol en molshoop voorkomt, is ook hier het woord in z''n geheel gedocumenteerd en is zoveel mogelijk dezelfde volgorde in de woordtypen en de varianten aangehouden. In kaart 3 is door middel van toegevoegd zwart in een symbool of door een combinatie van symbolen aangegeven waar de woorden voor mol en molshoop identiek zijn. In kaart 4 is aangegeven waar het algemeen Nederlandse type mol het dialektwoord aan het vervangen is. [N 14, 80b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 18, 12; A 7, 6; L 1 a-m; L 1u, 165; L 3, 7; L 14, 10; L 16, 3; L B2, 311; L A1, 228; S 24; R 3, 21; Gwn 6, 9; add. uit RND 48 en 84; monogr.]
I-3
|