e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
modderkruier modderlader: mǫdǝrlǭjǝr (Milsbeek) Arbeider die de bereide klei naar de vormtafel brengt, hetzij in een bak die hij op de nek draagt, hetzij met een kruiwagen of door middel van kipkarren. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 277 s.v. vogeldrager: ø̄̄Degene die bij de brikken- of tichelovens den vogel draagt (...). Geh. Genck.ø̄̄ [N 98, 70; monogr.] II-8
modderkruiper meerkat: mèrkat (Milsbeek) modderkruiper III-4-2
moed courage (fr.): Hèt ¯s de keraos as ge dörft  keraos (Milsbeek), zie keraos  keraozie (Milsbeek) moed III-1-4
moeder moeder: moe.der (Milsbeek), mojjer (Milsbeek), moeke: moeke (Milsbeek), moet: moet (Milsbeek) moeder || moeder, moedertje III-2-2
moeite moeite: alle muujte um zu.nst  muujte (Milsbeek) moeite III-1-4
moer moeder: mojjer (Milsbeek), mójjer (Milsbeek), moer: moor (Milsbeek) konijn III-2-1
moeras ven: vęn (Milsbeek), zijp: sīp (Milsbeek) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
mogen mogen: Ik mooch nie zwèmme van d¯n dokter Hïj mag d¯r zien Ik mag `,s aoves gèr ¯n Tortelduu.fke (Genneps bier) Da mag wel waor zien, mar ik wil ¯t niet hèbbe  meuge (Milsbeek) mogen III-1-4
mokken pruilen: Ze proelde umda ze verlaore haj mit ga.nzeborde  proele (Milsbeek), zie proele  pruule (Milsbeek) mokken, pruilen III-1-4
mol mol: mǫl (Milsbeek) Het in de grond levend, zwart zoogdier iets groter dan een muis dat de molshopen opwerpt; het heeft een spitse snuit en graafklauwen: Talpa europaea. Hoewel niet alle mollesoorten blind zijn, wordt de mol algemeen voor blind gehouden. De boeren beschouwden het als een schadelijk dier op hun cultuurgrond, dat bestreden moest worden; bovendien was het bont van de mol gewild. Zie ook de toelichting bij het lemma ''molshoop''. Om de vergelijking van de lemma''s ''mol'' en ''molshoop'' te vergemakkelijken en daar in enkele streken hetzelfde woord voor mol en molshoop voorkomt, is ook hier het woord in z''n geheel gedocumenteerd en is zoveel mogelijk dezelfde volgorde in de woordtypen en de varianten aangehouden. In kaart 3 is door middel van toegevoegd zwart in een symbool of door een combinatie van symbolen aangegeven waar de woorden voor mol en molshoop identiek zijn. In kaart 4 is aangegeven waar het algemeen Nederlandse type mol het dialektwoord aan het vervangen is. [N 14, 80b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 18, 12; A 7, 6; L 1 a-m; L 1u, 165; L 3, 7; L 14, 10; L 16, 3; L B2, 311; L A1, 228; S 24; R 3, 21; Gwn 6, 9; add. uit RND 48 en 84; monogr.] I-3