e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
motregenen, licht regenen miezelen: te mīēzele (Milsbeek), sijpelen: siepele (Milsbeek), smiezelen: smie.zele (Milsbeek), smīēzele (Milsbeek), stuiven: te stūūven (Milsbeek) aanhoudend zacht regenen || beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || miezelen, motregenen III-4-4
mug grijsje: grieske (Milsbeek), mug: moek (Milsbeek), vriendje: vriendje (Milsbeek) mug III-4-2
muik muik: moͅi̯ək (Milsbeek) voorraad appels of peren die in het hooi ligt te rijpen III-2-3
muilband, bovenste band van de schoof bovenband: bø̜vǝ[band] (Milsbeek) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
muilkorf voor kalveren muilkorf: mulkø̜rf (Milsbeek) De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11
muis muis: muu(.)s (Milsbeek) muis III-4-2
mulle grond mulle grond: mølǝ grōnt (Milsbeek) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8
muntgeld specie: speesie (Milsbeek) Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] III-3-1
muntige koe guste koe: gøstǝ [koe] (Milsbeek), manse koe: mānsǝ [koe] (Milsbeek) Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28] I-11
mutsaard, houtmijt houthoop: haolthoof (Milsbeek), haolthoop (Milsbeek), houtmijt: haoltmiet (Milsbeek) houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] || houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)] I-7