18343 |
neus van een schoen |
neus:
néús (L163a Milsbeek)
|
Het voorste deel van de schoen, dat de tenen omsluit (neus, neuslap) Zie tek. 23. [N 60 (1973)]
III-1-3
|
34222 |
neusklem |
ring:
rēŋk (L163a Milsbeek)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|
33930 |
neusriem |
neusriem:
nø̄srīm (L163a Milsbeek)
|
Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23]
I-10
|
34370 |
neusring |
varkensring:
vē̜rkǝsreŋ (L163a Milsbeek)
|
Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.]
I-12
|
20482 |
nicht |
nicht:
nicht (L163a Milsbeek)
|
nicht
III-2-2
|
34208 |
nierbekkenontsteking |
zijpelen:
zibǝlǝ (L163a Milsbeek)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
26704 |
niet afgegraven hoogveen |
hoogveen:
hōxvęn (L163a Milsbeek)
|
Echt hoogveen is beperkt tot een paar gebieden in Nederland. Een aantal opgaven duidt zeker niet op hoogveen maar op een bepaalde grond waar het mogelijk is turf te steken. [N 27,18b]
II-4
|
34153 |
niet behouden |
omgelopen:
ømgǝlōpǝ (L163a Milsbeek)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
21654 |
niet gunnen |
niet doorgaan:
gét nie dör (L163a Milsbeek)
|
ze wordt niet gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij is opgehouden?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
30331 |
niet haaks |
schaloens:
sxaluns (L163a Milsbeek)
|
Niet zuiver rechthoekig, gezegd van bijvoorbeeld een werkstuk. [N 53, 199b; monogr.]
II-12
|