e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peuk stommel: støməl (Milsbeek) stompje, peuk III-2-3
peul boest: buust (Milsbeek) de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] III-2-3
peulerwten schaalerwten: schèlé.rt (Milsbeek) peulerwt I-7
peulvruchten afhalen ranken: raŋə (Milsbeek), rèngen (Milsbeek) afhalen, peulvruchten van de draden ontdoen || erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)] III-2-3
peulvruchten doppen doppen: döppen (Milsbeek), peulen: pølə (Milsbeek) erwten doppen || erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)] III-2-3
pezerik pezerik: pēzǝrek (Milsbeek) De uitgesneden roede van het varken die gebruikt wordt om het zaagblad te smeren, bijvoorbeeld wanneer door nat hout gezaagd moet worden. Zie ook afb. 28. [N 50, 39b; N 53, 27; monogr.] II-12
piekeren prakkiseren: Ik prakezie.r d¯r aover mit de fiets te gaon Prakkezie.re kumt van é.rme luj  prakkezie.re (Milsbeek) nadenken, denken, piekeren III-1-4
piepen schetteren: sxɛtǝrǝ (Milsbeek) Geluid voortbrengen, gezegd van een jonge kip. [N 19, 48; monogr.] I-12
pijp judje: jøtjə (Milsbeek) korte aarden pijp III-2-3
pikbinder zelfbinder: zɛlǝf˱bindǝr (Milsbeek) Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4