e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pimpelmees schiet-in-t-vuur: schiet-ien-’t-vuu.r (Milsbeek) pimpelmees III-4-1
pinda olienootje: ólinøͅtjə (Milsbeek) pinda III-2-3
pink pink: peŋk (Milsbeek), pēŋk (Milsbeek) Eénjarig kalf, onverschillig van welk geslacht, dat nog alle melktanden heeft. [N C, 9b en 8; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20] I-11
pinnen pinnen: penǝ (Milsbeek) Het leer door middel van houten pennen machinaal of met de hand bevestigen. [N 60, 148a] II-10
pinrasp pinrasp: penrasp (Milsbeek) De rasp die men gebruikt om de uiteinden van de pennen aan de binnenkant van de schoen weg te raspen. Zie afb. 66. [N 60, 118d] II-10
pinstokken (voor de slee) pikken: pikke (Milsbeek) pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)] III-3-2
pissebed keldervarken: kéldervé.rke (Milsbeek), kelderzeug: kélderzóg (Milsbeek) pissebed III-4-2
pit van een steenvrucht kern: kèn (Milsbeek), steen: steen (Milsbeek) pit I-7
plaatleest plaatleest: plǭtlest (Milsbeek) De houten leest die aan de onderzijde met een ijzeren plaat is beslagen. "De voor blokwerk gebruikte leesten zijn met ijzer beslagen, daar hier in tegenstelling met het schootwerk uitsluitend met spijkers gewerkt wordt, die nu op de ijzeren plaat afstooten. In deze beschermingsplaat zijn drie gaten, een midden onder de zool, een onder de hak en een in het geleng. Deze dienen om met groote spelnagels de binnenzool voorlopig vast te slaan op de leest." (Directie, pag. 303). [N 60, 189a] II-10
plakken vastplekken: vāstplɛkǝ (Milsbeek) Het vastkleven van de voering en het leer aan het stuk waaraan men het later zal vaststikken. "Het plakken geschiedt door een vrouwelijk arbeider te huis of op de werkplaats. Voering en leer worden zorgvuldig tezamen genomen en met stijfsel, lijm en of zeep vastgekleefd aan het stuk, waaraan het later zal worden vastgestikt." (Directie, pag. 298). [N 60, 49] II-10