25105 |
bestendig weer |
vast (weer):
vaast wéér (L163a Milsbeek)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
beer:
bèèr (L163a Milsbeek),
kraaltjesbeer:
kréllekesbèèr (L163a Milsbeek),
moesbeer:
moe.sbèèr (L163a Milsbeek)
|
bes
I-7
|
21471 |
betalen |
gelijk tellen:
geliek télle (L163a Milsbeek),
over de brug komen:
òvver de brug koome (L163a Milsbeek)
|
betaaldag, jaarlijkse ~ bij de notaris [bamis?] [N 21 (1963)] || Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25106 |
betrekken (lucht) |
betrekken:
de lócht betrékt (L163a Milsbeek)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24561 |
beuk |
beuk:
buu.k (L163a Milsbeek),
beukenboom:
buu.kebôm (L163a Milsbeek)
|
beukeboom
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukel:
buu.kel (L163a Milsbeek)
|
beukenoot
III-4-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
buikziek:
byk˃zīk (L163a Milsbeek)
|
binnenrot, beurs, overrijp
III-2-3
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voerhoek:
vurhuk (L163a Milsbeek)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
25231 |
bewolking |
dikke lucht:
⁄n dikke lócht (L163a Milsbeek)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19613 |
bezem |
bessem:
bɛsǝm (L163a Milsbeek),
bezem:
bɛsəm (L163a Milsbeek)
|
bezem || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b]
I-4, III-2-1
|