29717 |
rekkers |
rekkers:
rę ̞kǝrs (L163a Milsbeek)
|
Arbeiders die de steenplankjes in de rekken schuiven. [monogr.]
II-8
|
30995 |
rektang |
plooientang:
plǫjǝtaŋ (L163a Milsbeek),
rektang:
ręktaŋ (L163a Milsbeek)
|
De tang waarmee men overhaalt. Ook gebruikte men deze tang om het leer, meteen na het weken, flink uit te rekken om er de meeste rek uit te halen. Zie afb. 38. [N 60, 83b; N 60, 96a]
II-10
|
21358 |
rente |
interest:
ientrèst (L163a Milsbeek)
|
Rente [intrest?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25095 |
repareren |
maken:
mākǝ (L163a Milsbeek),
schoenmaken:
sxūnmākǝ (L163a Milsbeek)
|
Herstellen of repareren van schoenen. [N 60, 231b; N 60, 231c]
II-10
|
24302 |
restant vissen |
angelt:
angelt (L163a Milsbeek),
fuik:
fuuk (L163a Milsbeek),
reep:
reep (L163a Milsbeek),
schinkel:
schi(.)nkel (L163a Milsbeek),
snoek:
snoe.k (L163a Milsbeek),
vissnoer:
vissnaor (L163a Milsbeek)
|
fuik || hengelsnoereinde || snoek || vishaakje || vislijn
III-4-2
|
24230 |
restant vogels |
duiker:
duuker (L163a Milsbeek),
poepeendje:
poepé.ndje (L163a Milsbeek)
|
duikeend
III-4-1
|
24295 |
restant zoogdieren |
das:
das (L163a Milsbeek),
rits:
rits (L163a Milsbeek),
schaarmuis:
schiermuus (L163a Milsbeek)
|
bronstig || das || piepmuis
III-4-2
|
29929 |
richten |
richten:
rextǝ (L163a Milsbeek)
|
Het hoogste punt bereiken bij een in aanbouw zijnde woning. Er wordt dan een versierde tak, kleine boom of vlag op de nok van het bouwwerk geplaatst. De eigenaar tracteert de arbeiders op drank of, volgens de invullers uit L 216, L 386 en Q 95, op geld. Zie ook het lemma 'pannenbier'. [monogr.; N 88, 184 add.; div.]
II-9
|
29724 |
richttouw |
lint:
lī̄nt (L163a Milsbeek)
|
Het richttouw werd gebruikt om te bereiken dat de vormelingen in rechte rijen geplaatst werden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛhaagɛ.' [monogr.]
II-8
|
32840 |
riek of schop om mestplakken en molshopen te verspreiden |
slichtriek:
slextrīk (L163a Milsbeek)
|
Termen die niet op een speciaal bij de verspreiding van mestplakken of molshopen gebruikte riek of schop wijzen, zijn aan het eind van het lemma slechts in de woordtypevorm vermeld. Voor de dialectvarianten daarvan zie men de lemmata ''mestriek'' en ''spade, spitschop'', alsmede de schopbenamingen in I.4 onder "gereedschap en gerei in het algemeen". [N 14, 81; N 18, 29; div.]
I-2
|