20818 |
rookwaren |
rokerij:
rōkərei̯ (L163a Milsbeek)
|
rookwaar
III-2-3
|
19588 |
roompot |
melktob:
męlktø̜p (L163a Milsbeek)
|
Stenen pot waarin men de room bewaart. [N 12, 59; A 7, 15; JG 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
34243 |
roomschotel |
romenpot:
rōmǝpot (L163a Milsbeek),
vangspot:
vaŋspot (L163a Milsbeek)
|
Aarden schotel waarin men de versgemolken melk enige tijd laat staan, totdat de room bovendrijft. Vergelijk ook het lemma ''aarden pot'' in wld II.8, blz. 25-26. [N 12, 60; JG 1c, 2c; add. uit N 5A (I]
I-11
|
19910 |
rooster |
rooster:
rø̜stǝr (L163a Milsbeek)
|
IJzeren plaat met gaatjes in de bodem van de voormaler. De klei werd door het rooster gedrukt waardoor de plasticiteit ervan werd vergroot en een aantal onzuiverheden vernietigd werden - Schuddinck, pag. 41. [monogr.]
II-8
|
33376 |
rooster in de mestgoot |
plaat:
plǭt (L163a Milsbeek)
|
Soms ligt onder in de mestgoot een rooster, een plank of plaat met gaten, die de mest tegenhoudt en alleen de gier moet doorlaten. Onder dit rooster bevindt zich een goot die met de gierput in verbinding staat. Zie ook afbeelding 10.A.e bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 42b]
I-6
|
29749 |
rooster in de monden |
rooster:
rø̜stǝr (L163a Milsbeek)
|
Rooster in de monden.waarop het vuur werd gestookt. [N 98, 115; monogr.]
II-8
|
33924 |
roskam |
roskam:
rǫskām (L163a Milsbeek)
|
IJzeren kam met 4 à 8 fijngetande en op regelmatige afstand van elkaar op de vlakke onderzijde geplaatste kamboorden om paarden - ook koeien- te kammen of te rossen, voornamelijk om het stof, plukjes, strootjes e.d. uit het paardehaar te kammen. Vooraan is een afzonderlijke naar boven wijdgetande kamboord. Over alle vlezige delen, te beginnen met het kruis, wordt tegen de haren in gekamd; beenachtige gedeelten worden niet geroskamd. Is het paard fijn van haar of glad gestreken, dan heeft de roskam geen zin. Daarna dient het paard geborsteld te worden met de roskam in de ene en de borstel in de andere hand. Zie afbeelding 24. [N 18, 139]
I-9
|
26668 |
rosmolen |
mange (fr.):
maneezie (L163a Milsbeek),
manège (fr.):
manēzi (L163a Milsbeek),
rosmolen:
roͅsmolen (L163a Milsbeek),
rǫs[molen] (L163a Milsbeek)
|
De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.] || dorsmachine: draaiend wiel met boom dat door een trekpaard wordt voortgedreven om de dorsmachine te doen werken [N 14 (1962)] || Een molen die door een paard wordt aangedreven. Koning, spoorwiel en rondsel bevinden zich bij dit molentype onder het steenkoppel. De koning wordt aangedreven met behulp van een trekbalk. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N D, 3]
I-4, I-7, II-3
|
31060 |
roulette |
roulette:
rolɛt (L163a Milsbeek)
|
Instrument, bestaande uit een al of niet afgeschuind tandwieltje op een asje gemonteerd, waarmee men een sierkarteltje maakt op de zijkant van de hak of de zool. Zie afb. 59. [N 60, 125]
II-10
|
20421 |
rouwbrief |
dodenbrief:
doojenbrie.f (L163a Milsbeek)
|
rouwbrief
III-2-2
|