34427 |
schaapsschaar |
schaap(s)scheer:
sxǫpssxēr (L163a Milsbeek),
sxǭpssxēr (L163a Milsbeek)
|
Bepaalde schaar waarmee men schapen scheert. [N 18, 119; monogr.]
I-12
|
25068 |
schaars |
raar:
raor (L163a Milsbeek)
|
schaars, zeldzaam
III-4-4
|
29722 |
schabul |
schabuller:
sxabølǝr (L163a Milsbeek
[(verrichtte ook karweitjes aan de steenpers)]
)
|
Algemene benaming voor een jonge arbeider die op de steenbakkerij verschillende werkzaamheden vervulde. Een van zijn taken was het onderhoud van de baan. Zie ook RhWb (VII) kol. 831 s.v. Schabüll : ø̄̄Gelegenheidsarbeiter, Ziegelarbeiter der den Sand auf die Ziegel streut, Klev-Warbeyen.ø̄̄ [monogr.]
II-8
|
27639 |
schaft |
schoft:
sxǫft (L163a Milsbeek)
|
Werkpauze van de arbeiders in de steen- en pannenbakkerijen om de maaltijd te gebruiken. [N 98, 10; monogr.]
II-8
|
21092 |
schaften |
schoften:
sxǫftǝ (L163a Milsbeek)
|
Werkpauze houden om de maaltijd te gebruiken. In Q 83 had men geen vaste tijd om te schaften. Men zei daar: ze eten op hun uur (z\ ē̜t\n ǫp hø ̞n ū.r). [N 98, 9; monogr.]
II-8
|
27683 |
schaftlokaal |
keet:
kiǝt (L163a Milsbeek)
|
Houten gebouwtje waar de arbeiders bij de kleiput naderhand de schafttijd konden doorbrengen. [N 98, 11; monogr.]
II-8
|
30956 |
schalmen |
schalmen:
sxalmǝ (L163a Milsbeek)
|
Het langs de kanten schuin afsnijden van het leer. "Bij contrefort en neus moet er goed voor gezorgd worden, dat de kanten dun uitloopen, zoodat geen oneffenheden in het bovenleer ontstaan op de plaats, waar contrefort en neus eindigen; zij moeten worden geschift." (Directie, pag. 300). Schalmen is hetzelfde als schiften (Liedmeier, pag. 23). [N 60, 50b]
II-10
|
30957 |
schalmmes |
schalmmes:
sxalmmęs (L163a Milsbeek),
sxalmmɛs (L163a Milsbeek)
|
Het mes waarmee men het leer schalmt of schift. Volgens de informant van Q 18 is een schalmmes aan één kant wat gebold en volgens de informant van L 163a is het een soort overleermes. Later is volgens de informant van L 293 voor het schalmmes een schalmmachine in de plaats gekomen. [N 60, 50b]
II-10
|
30958 |
schalmplank |
schalmplank:
sxalmplaŋk (L163a Milsbeek)
|
Het houten blok of de plank waarop men het leer schalmt ofwel afschuint. Volgens de informant van L 293 schalmt men overleer op glas en zoolleer op een plank. [N 60, 51a]
II-10
|
30959 |
schalmsteen |
schalmsteen:
sxalmstę̄ǝn (L163a Milsbeek)
|
De steen waarop men het leer afschuint of schalmt. "Om de uitgesneden lederstukken gelijkmatig te kunnen schalmen, heeft men een schalmplaat noodig. Daartoe leenen zich uitstekend lithografische steenen, omdat men daarop tevens het leer kan omslaan; de steen of schalmplaat moet zuiver vlak en effen zijn." (Knöfel I, pag. 178). [N 60, 51b]
II-10
|