30817 |
schoenmakersknecht |
knecht:
knɛxt (L163a Milsbeek)
|
[N 60, 217b]
II-10
|
30844 |
schoenmakersmes |
schoenmakersmes:
sxunmākǝrsmęs (L163a Milsbeek),
schoestersmes:
sxustǝrsmęs (L163a Milsbeek)
|
Het algemene schoenmakersmes dat voor allerlei bewerkingen wordt gebruikt. Men kent lichte en zware schoenmakersmessen. Zie afb. 2. [N 60, 173; N 60, 240b]
II-10
|
30884 |
schoenpoetsdoosje |
doosje schoenpoets:
dø̄skǝ sxunputs (L163a Milsbeek)
|
Een doosje voor schoenpoets. [N 60, 194e]
II-10
|
18394 |
schoensmeer |
schoenpoets:
schŏĕnpoets (L163a Milsbeek)
|
Het latere schoensmeer, waarmee wordt gezwart? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
18463 |
schoensmeer? |
uitpoetsinkt:
ŭŭtpŏĕtsink (L163a Milsbeek),
zwartsel:
zwártsəl (L163a Milsbeek)
|
Hoe noemt u het vocht waarmee bepaalde delen van de schoen werden zwart gemaakt? (zwartnat, zwartsel?) Hoe wordt dit gemaakt? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
18185 |
schoenveter |
veter:
feetər (L163a Milsbeek),
léérə feetər (L163a Milsbeek)
|
Een niet leren koordje? [N 60 (1973)] || Het leren koordje waarmee men de schoenen dichtrijgt? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
19919 |
schoffel |
schoffel:
sxufǝl (L163a Milsbeek)
|
Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7]
I-5
|
33302 |
schoffelen, wieden met de schoffel |
schoffelen:
sxufǝlǝ(n) (L163a Milsbeek)
|
Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a]
I-5
|
33307 |
schoffelmachine |
schoffelploegje:
sxufǝlplȳxskǝ (L163a Milsbeek)
|
Eenvoudig duwgereedschap dat eruit ziet als een kruiwagen en bestaat uit een (of meer) schoffelijzer(s) aan een wiel, waaraan twee duwburries zitten en waarmee tussen rijen planten wordt gewied. [N 18, 47; N J, 8a; monogr.; add. uit N 18, 51]
I-5
|
33970 |
schoftriem |
schoftband:
sxuft˱bānt (L163a Milsbeek)
|
Leren band van het borsttuig die over de schoft van het paard heen loopt. [N 13, 53]
I-10
|