e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slobben [wld ii.10, p. 58] slippen: slippə (Milsbeek), ww. slippen.  héj slipt (Milsbeek) Hoe zegt u: De schoen zal bij de inschot niet goed aansluiten? (de schoen heeft geen goed slot [N 60 (1973)] III-1-3
slobkous gamasche: Losse schacht op schoen of klomp.  kàmàs (Milsbeek) Hoe noemt u het deel van de laars dat het been boven de voet omsluit? [N 60 (1973)] III-1-3
slok slok: sluk (Milsbeek) slok, teug III-2-3
slons (slodder?) poesmoemel: Wa ziede d¯r ónverzörgd uut, ge liekt wél ¯n poesmoemel  poesmoemel (Milsbeek), slons: Bïj die sló.ns is ¯t noojt ópgeruumd ien huus  sló.ns (Milsbeek), vetdel: Die vétdél is nog te vie.s um ân te vatte  vétdél (Milsbeek) slons, slordige vrouw || slons, viespeuk || slonzige vrouw III-1-4
slurpen zeuteren: zø̄tərə (Milsbeek) drinken, slurpen III-2-3
smaken smaken: smākə (Milsbeek) smaken III-2-3
smalle buikriem treksingel: trękseŋǝl (Milsbeek) Riem of ketting die onder de buik van het paard doorloopt en beide strengen verbindt. Vergelijk ook lemma Brede Buikriem. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 61] I-10
smalle weg, pad paadje: pętjǝ (Milsbeek) Een smalle weg, een pad in het algemeen. In L 40, 25 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor ø̄een smalle weg, een padø̄ en in N M, 5 naar die voor ø̄een pad of een veeweg door een weiø̄. Omdat er in de antwoorden op beide vragen veel overlapping zat, zijn deze in √©√©n lemma ondergerbacht. Uiteraard duiden woorden als veeweg, weiweg, koegang e.a. specifiek op een weg door een wei. [N M 5; N P, 2; S 27; L 40, 25; R I, 3; A 25, 6 add.; L 19B, 6; monogr.] I-8
smeerpoes smeerdel: Nów kiek ów kleed toch ¯s, smèrdél  smèrdél (Milsbeek), smeerkees: Nów hèdde al wèr vlèkke ien de bóks; wa ziede toch enne smèrkees  smèrkees (Milsbeek), varken: Hïj hèt alles ó.nder gezawd, wat ¯n vé.rke toch  vé.rke (Milsbeek), vieze ami (fr.): Wa ziedde toch enne fie.zen ammie  fie.zen ammie (Milsbeek) knoeipot, deugniet || smeerpoets III-1-4
smidse smis(se): smējs (Milsbeek), smēs (Milsbeek) In het algemeen de werkplaats van een smid en meer in het bijzonder de plaats waar de smidsvuurhaard is ondergebracht. Zie ook afb. 1. [N 33, 5; S 33; JG 1a; JG 1b; monogr.] II-11