19713 |
wasblok |
wasbok:
was˂bok (L163a Milsbeek)
|
schraag voor wasteil
III-2-1
|
19714 |
wasbord |
wasbred:
was˂brɛt (L163a Milsbeek)
|
wasbord
III-2-1
|
23597 |
wasdraad |
wasdraad:
wasdrǭt (L163a Milsbeek)
|
Een draad die ingewreven is met was. Het is een draad om te naaien, op dezelfde manier vervaardigd als een pekdraad, behalve dat men de draad inwrijft met was in plaats van met pek; deze draad is bedoeld voor schoenen met lichte zolen; de opliggende steken poetst men naderhand geel met kurkuma (Liedmeier, pag. 28). [N 60, 195c; N 60, 238b]
II-10
|
19658 |
wasgoed |
wasgerei:
was˃greͅi̯ (L163a Milsbeek)
|
wasgoed
III-2-1
|
19598 |
wasketel |
soppot:
soͅppoͅp (L163a Milsbeek)
|
wasketel
III-2-1
|
19669 |
wasknijper |
waspin:
waspen (L163a Milsbeek)
|
wasknijper
III-2-1
|
19715 |
waslijn |
waslijnd:
waslīnt (L163a Milsbeek)
|
waslijn
III-2-1
|
32545 |
wasmand |
wasben:
was˱bɛn (L163a Milsbeek)
|
In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
19520 |
wastobbe, wasteil |
teil:
téél (L163a Milsbeek),
waskuip:
waskyp (L163a Milsbeek)
|
teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || wastobbe
III-2-1
|
29699 |
waterbak |
spoelbak:
spȳlbak (L163a Milsbeek),
waterbak:
wǭtǝrbak (L163a Milsbeek)
|
De bak of kuip waarin de schoenmaker de pek bewaart en het leer weekt. [N 60, 194a] || Waterbak waarin de vormbakken werden schoongewassen en natgemaakt. [monogr.]
II-10, II-8
|