18452 |
cambreur [wld ii.10, p. 42] |
cambreur (<fr.):
Vroeger van leer, toen van hout. Later: stalen veer en katoen.
kàmbrééur (L163a Milsbeek)
|
Een stukje hout, stijf leer (of stalen veer) dat in de holte van de voet tussen de binnenzool en onder de eigenlijke zool wordt gelegd (cambreur, spaan, vulleer, plakleer?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
19568 |
carbidlamp |
carbidlucht:
carbidlucht (L163a Milsbeek)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33749 |
castreren |
knijpen:
knīpǝ (L163a Milsbeek),
lubben:
løbǝ (L163a Milsbeek),
snijden:
snei̯ǝ (L163a Milsbeek)
|
In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11
|
29989 |
cement |
cement:
sǝmɛ̄nt (L163a Milsbeek)
|
Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.]
II-9
|
21451 |
cent |
cent:
saent (L163a Milsbeek)
|
cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19116 |
chic |
betijtelijk?:
Wâ ziede gïj d¯r betietelek uut; mótte nor de kunnegin (mar.: comme "appetijtelijk"?)
betietelek (L163a Milsbeek)
|
sjiek
III-1-4
|
20821 |
chocolade |
chocolade:
sxoͅkəlōͅdə (L163a Milsbeek),
sxoͅkəlōͅt (L163a Milsbeek)
|
chocolade
III-2-3
|
30830 |
chroomgelooid leer |
chroomgelooid leer:
xrōmgǝlojt lę̄r (L163a Milsbeek)
|
Met chemische middelen in het bijzonder met chroomzouten gelooid leer. [N 60, 6b; N 60, 247]
II-10
|
20545 |
cichorei |
buisman:
sykərei̯ (L163a Milsbeek),
suikerij:
suukerïj (L163a Milsbeek)
|
cichorei
I-7, III-2-3
|
31773 |
cirkelzaagmachine |
kreiszaag:
krē̜js˲zāx (L163a Milsbeek)
|
Zaagmachine met een cirkelvormig zaagblad. Het zaagblad is verticaal op een as onder de zaagtafel bevestigd en steekt er door een gleuf gedeeltelijk bovenuit. [N 53, 17; monogr.]
II-12
|