18939 |
gereed |
klaar:
Ik bin klaor mit mien wé.rk
klaor (L163a Milsbeek),
vaardig:
Oej, oej, Nów ziede vèrrig (zit je in de boot) Wat hèdde mien nów vèrrig gemakt
vèrrig (L163a Milsbeek)
|
gereed || klaar, af
III-1-4
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
aanspitsen:
ânspitse (L163a Milsbeek),
foeksen:
foekse (L163a Milsbeek),
naaien:
nääje (L163a Milsbeek),
opschrijven:
ópschrie.ve (L163a Milsbeek),
ritsen:
ritse (L163a Milsbeek),
roetsen:
roetse (L163a Milsbeek),
wiksen:
wikse (L163a Milsbeek)
|
gemeenschap hebben || gemeenschap hebben, paren
III-2-2
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
vaars:
vērs (L163a Milsbeek)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
31020 |
gesloten kant |
gesloten kant:
gǝslōtǝ kānt (L163a Milsbeek)
|
De zoolrand die niet uitsteekt. Zie afb. 45. [N 60, 105b]
II-10
|
18457 |
gesloten kant [wld ii.10, p. 44] |
gesloten kant:
gəslóótə kaant (L163a Milsbeek)
|
De zoolrand die niet uitsteekt (gesloten kant?) Zie tek. 105. [N 60 (1973)]
III-1-3
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bø̜rx (L163a Milsbeek)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
siergesp:
sīērgèsp (L163a Milsbeek),
sīrgɛ̄sp (L163a Milsbeek)
|
De gesp op bepaalde damesschoenen en sportieve modellen. [N 60, 33] || De gesp op bepaalde damesschoenen en sportieve modellen? [N 60 (1973)]
II-10, III-1-3
|
33428 |
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen |
sleger:
slē̜ ̞gǝr (L163a Milsbeek)
|
De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b]
I-6
|
20369 |
getuige |
speelknecht:
man
speulkné.cht (L163a Milsbeek),
spulkné.cht (L163a Milsbeek),
speelmeid:
vrouw
speulmè.jd (L163a Milsbeek),
spulmè.jd (L163a Milsbeek)
|
huwelijksgetuige
III-2-2
|
33387 |
getuigkast |
hok:
hǫk (L163a Milsbeek)
|
Een kast, ook wel kist of bak, waarin het getuig van het paard (vooral het kostbare zadel en de haam) bewaard wordt. Op grote boerderijen (of bij welvarende mensen) is er wel eens een apart vertrek voor het getuig, maar dit komt slechts zelden voor. Een kast voor het paardetuig is onbekend in L 320a, 324, 330, 369, Q 113, 198b en 203b. Meestal hangt men het getuig aan haken of balkjes in de muur (K 278, L 271, 318, 322, 372, 413, 429a, P 107a, Q 4, 78, 111 en 193). In L 282 wordt het getuig op een ezel gelegd. Benamingen die niet een kast, kist of bak betreffen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigrek" (2.3.8). Zie ook dat lemma. [N 13, 81]
I-6
|