e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

Gevonden: 2537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gereed klaar: Ik bin klaor mit mien wé.rk  klaor (Milsbeek), vaardig: Oej, oej, Nów ziede vèrrig (zit je in de boot) Wat hèdde mien nów vèrrig gemakt  vèrrig (Milsbeek) gereed || klaar, af III-1-4
geslachtsgemeenschap hebben aanspitsen: ânspitse (Milsbeek), foeksen: foekse (Milsbeek), naaien: nääje (Milsbeek), opschrijven: ópschrie.ve (Milsbeek), ritsen: ritse (Milsbeek), roetsen: roetse (Milsbeek), wiksen: wikse (Milsbeek) gemeenschap hebben || gemeenschap hebben, paren III-2-2
geslachtsrijpe koe vaars: vērs (Milsbeek) Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23] I-11
gesloten kant gesloten kant: gǝslōtǝ kānt (Milsbeek) De zoolrand die niet uitsteekt. Zie afb. 45. [N 60, 105b] II-10
gesloten kant [wld ii.10, p. 44] gesloten kant: gəslóótə kaant (Milsbeek) De zoolrand die niet uitsteekt (gesloten kant?) Zie tek. 105. [N 60 (1973)] III-1-3
gesneden mannelijk varken berg: bø̜rx (Milsbeek) Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12] I-12
gesp siergesp: sīērgèsp (Milsbeek), sīrgɛ̄sp (Milsbeek) De gesp op bepaalde damesschoenen en sportieve modellen. [N 60, 33] || De gesp op bepaalde damesschoenen en sportieve modellen? [N 60 (1973)] II-10, III-1-3
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen sleger: slē̜ ̞gǝr (Milsbeek) De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b] I-6
getuige speelknecht: man  speulkné.cht (Milsbeek), spulkné.cht (Milsbeek), speelmeid: vrouw  speulmè.jd (Milsbeek), spulmè.jd (Milsbeek) huwelijksgetuige III-2-2
getuigkast hok: hǫk (Milsbeek) Een kast, ook wel kist of bak, waarin het getuig van het paard (vooral het kostbare zadel en de haam) bewaard wordt. Op grote boerderijen (of bij welvarende mensen) is er wel eens een apart vertrek voor het getuig, maar dit komt slechts zelden voor. Een kast voor het paardetuig is onbekend in L 320a, 324, 330, 369, Q 113, 198b en 203b. Meestal hangt men het getuig aan haken of balkjes in de muur (K 278, L 271, 318, 322, 372, 413, 429a, P 107a, Q 4, 78, 111 en 193). In L 282 wordt het getuig op een ezel gelegd. Benamingen die niet een kast, kist of bak betreffen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigrek" (2.3.8). Zie ook dat lemma. [N 13, 81] I-6