30985 |
haktip |
tip:
tep (L163a Milsbeek)
|
Het achterste gedeelte van de hak, waar men soms ijzertjes op zet. [N 60, 170a; N 60, 170b]
II-10
|
18497 |
haktip [wld ii.10, p. 37] |
tip:
Van rubber.
tips (L163a Milsbeek)
|
Deze ijzertjes (tip?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
21661 |
halen en betalen |
ontvangen:
oontvangen (L163a Milsbeek)
|
Halen en betalen wat men gekocht heeft [ik moet gaan ontvangen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34027 |
halfbloed |
registerkoe:
rǝgestǝr[koe] (L163a Milsbeek)
|
Koe van gedeeltelijk bekende afstamming. Bedoeld wordt de koe waarvan één der ouders onbekend is - dit betreft meestal de vader - of waarvan één der ouders niet is opgenomen in het stamboek. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1).' [N 3A, 3b]
I-11
|
17627 |
hals |
hals:
(mv)
halzǝ (L163a Milsbeek),
nek:
nɛk (L163a Milsbeek)
|
Het gedeelte van de huid dat de hals bedekt. Zie afb. 1. [N 36, 4; N 60, 3f; N 60, 3g, N 60, 247]
II-10
|
33927 |
halster |
halster:
hālstǝr (L163a Milsbeek),
halter:
hɛltǝr (L163a Milsbeek),
muntel:
møntǝl (L163a Milsbeek)
|
Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.]
I-10, I-11
|
21434 |
halve gulden |
godsalder:
vgl. Gennep Wb. (pag. 71): godsha.lter, halve gulden.
⁄n gods haelter (L163a Milsbeek)
|
halve gulden, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21607 |
halve stuiver |
lap:
⁄n lap (L163a Milsbeek)
|
halve stuiver, een 2 1/2 centstuk [lap, sjoe, groot, flapsent, bokkestuiver, grote cent, plak, bots, vierduitstuk?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
31129 |
halvezool |
halfzool:
halfzǭl (L163a Milsbeek),
halvezool:
halvǝzǭl (L163a Milsbeek)
|
Nieuwe of extra zool onder de voorste helft van een schoen. [N 60, 233b; N 60, 232a]
II-10
|
18482 |
halvezool [wld ii.10, p. 60] |
halfzool:
hàlfzaoḷ (L163a Milsbeek)
|
Een halve zool (halfzool, halflap?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|