e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

Gevonden: 2537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoeveelheid hooi die men opsteekt schoefel: sxufǝl (Milsbeek) De hoeveelheid hooi die de opsteker in één keer met z''n gaffel aangeeft aan de optasser. Zie voor het vocalisme van het woordtype riek de opmerking in de semantische toelichting bij het lemma ''houten schudgaffel'' en bij het lemma ''hooihark''.' [N 14, 118; A 34, 5a] I-3
hoge rijgschoen bottine: bòtiĕnnə (Milsbeek) De halfhoge schoen die indertijd door iedereen werd gedragen? (bottine?) [N 60 (1973)] III-1-3
hoge schoen met elastieken tussenstukken elastiekbottine: illəstiĕkbòtiĕnnə (Milsbeek) Een bottine waarvan het overleer uit een stuk bestond. Aan beide zijden van de schoen was een lap elastiek verwerkt. Zie tek. 206c (eenstuksbottine, elastiekbottine?) [N 60 (1973)] III-1-3
hol cambreur: kambrø̄r (Milsbeek), geleng: gɛlɛŋ (Milsbeek), hol: hol (Milsbeek) Het smalle middenstuk van de zool van een schoen dat hoger ligt dan de rest van de zool; het gedeelte waar zich de holte van de voet bevindt. [N 60, 89a] II-10
holpijpje holpijp: hǫlpīp (Milsbeek) Een stalen staafje dat van onderen een scherp gerand kokertje vormt. Hiermee kan men gaatjes in het leer slaan. Zie afb. 26. [N 60, 46a] II-10
hommel hommel: hoemel (Milsbeek), hómmel (Milsbeek), hommelt: hómmelt (Milsbeek) hommel III-4-2
hond gotenzeiker: göötezè.jker (Milsbeek, ... ), hond: hó.nd (Milsbeek, ... ) hond III-2-1
hoofdbalken van de eg balken: bɛlǝk (Milsbeek) De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.] I-2
hoofdbord kroon: krōn (Milsbeek) Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr] I-13
hoofdkaas persvlees: pars˃vlēͅi̯s (Milsbeek), zult: zø̄lt (Milsbeek), zuurvlees: zūrvlēͅi̯s (Milsbeek) hoofdkaas || hoofdkaas, zult || zult, hoofdkaas III-2-3