18473 |
inplakzool [wld ii.10, p. 35] |
inplakzooltje:
implèkzaoḷtjə (L163a Milsbeek)
|
Het zooltje dat in betere damesschoenen ingelijmd wordt? (inplakzooltje?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30916 |
inschot |
inschot:
ensxǫt (L163a Milsbeek)
|
De plaats waar men met de voet in de schoen schiet. [N 60, 29; N 60, 192]
II-10
|
18490 |
inschot [wld ii.10, p. 24] |
inschot:
inschòt (L163a Milsbeek)
|
De plaats waar men met de voet in de schoen schiet (inschot)? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
29750 |
inslaan |
inzetten:
inzę ̞tǝ (L163a Milsbeek),
schoren:
sxǭrǝ (L163a Milsbeek
[(de muren van een veldoven met balken stutten)]
)
|
De droge vormelingen naar en in de oven brengen. De invuller uit Q 111 maakt een onderscheid tussen het aanvoeren en het opstapelen van de stenen. De eerste handeling duidt hij aan met de term brikken schurgen, de tweede met inzetten. Het lemma bevat zowel opgaven voor de veldoven als voor de meer fabrieksmatig georganiseerde steenovens. [N 98, 118; N 98, 152; monogr.]
II-8
|
25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
inslaan:
ienslaon (L163a Milsbeek)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
31018 |
insmeren |
insmeren:
ensmę̄rǝ (L163a Milsbeek)
|
Het met lijm besmeren van de bovenzool na het kloppen. "De bovenzool wordt, na eerst ruw uitgesneden en in water elastisch te zijn gemaakt, op een kei geklopt om eventueel later trekken te voorkomen, daarna met lijm besmeerd en met een paar spijkers aan de hak en één bij den neus voorlopig vastgezet." (Directie, pag, 301). [N 60, 100]
II-10
|
20378 |
introuwen |
inkruipen:
ienkruupe (L163a Milsbeek),
introuwen:
introwwe (L163a Milsbeek)
|
gaan inwonen, gaan samenwonen, introuwen || na het huwelijk gaan inwonen, introuwen
III-2-2
|
29751 |
inzetter |
enzetter:
inzę ̞tǝr (L163a Milsbeek
[(meervoud: inzę ̞tǝs)]
)
|
De arbeider die de droge vormelingen onder leiding van een deskundige die meestal ook als stoker fungeert, in de oven plaatste. In Q 111 maakte men een onderscheid tussen de schurger (ēø̜r\g\r) die de stenen aanvoerde en de inzetter (enzę ̞t\r) die de stenen in de oven plaatste. [N 98, 119; N 98, 153; monogr.]
II-8
|
20827 |
inzouten |
zouten:
zāltə (L163a Milsbeek)
|
zouten
III-2-3
|
34074 |
jaarring |
ring:
(mv)
reŋǝ (L163a Milsbeek)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|