e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Moelingen

Overzicht

Gevonden: 788

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de kaarten schudden mengelen: de kwarten good mengelen (Moelingen) Hoe heet het dooreenmengen van speelkaarten? Vertaal: De kaarten goed ... [ZND 36 (1941)] III-3-2
de plank missen touche (<fr.) bruien: [sic]  e broit touche (Moelingen) In vele streken moet de kegelbal een in de grond bevestigde plank raken, wanneer de speler hem wegslingert; wat wordt er gezegd wanneer de speler de plank mist (b.v. de bal er over heen werpt)? [ZND 36 (1941)] III-3-2
deeg kneden kneden: knē̜jǝ (Moelingen) Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41] II-1
deuk in een hoed bluts: e n weinig naar eu  ĕn blĕtsch (Moelingen) een deuk [ZND 33 (1940)] III-1-3
deur deur: dø̜̄r (Moelingen) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
deurwaarder huissier (fr.): hussier (Moelingen) deurwaarder [ZND 33 (1940)] III-3-1
dier, beest beest: bies (Moelingen), biest (Moelingen) beest [Willems (1885)] || dier [Willems (1885)] III-4-2
dijk dijk: dīk (Moelingen), opgehoopte aarde bijv. langs het kanaal  diek (Moelingen) dijk [ZND 33 (1940)] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34] I-8, III-3-1
dikke, warme mantel dikke mantel: ĕnne dikke mantel (Moelingen, ... ) een dikke mantel [ZND 31 (1939)] III-1-3
dinsdag dinsdag: diéénsdeg (Moelingen) dag; dinsdag [N 07 (1961)] III-4-4