20585 |
bakken |
bakken:
bakke (Q199p Moelingen),
bákkə (Q199p Moelingen)
|
bakken [RND], [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
29808 |
baksteen |
brik:
brek (Q199p Moelingen)
|
Uit klei of leem gebakken steen die voor metselwerk, en in hardgebakken vorm, ook voor bestrating wordt gebruikt. Het woordtype rijnvorm (P 47) duidt een bepaald formaat (180x 85x50 mm) van steen aan dat als basis dient om het stukloon te berekenen (Schuddinck, pag. 164). De benaming klinker wordt volgens Coopman (pag. 34) gebruikt voor de beste soort baksteen. Over de waalsteen merkt hij op (pag. 87) dat deze aan de oevers van Waal, Boven-Rijn, Lek en Maas wordt gebakken. [Wi 10; S 37; L 32, 95; N 98, 160; N 30, 52a; monogr.]
II-8
|
25546 |
baktrog |
trog:
trōwx (Q199p Moelingen)
|
De kuip waarin de eerste bewerking van het deeg plaatsvindt. "In zijn eenvoudigste gedaante is het een rechthoekige, langwerpige bak, de bodem smaller dan de bovenopening" (Weyns blz. 28). De baktrog is ofwel van eik ofwel van wit hout vervaardigd. Sommige troggen hebben onderaan een schuif om zuurdeeg en zeef in te leggen (Weyns blz. 29). Als hij klein is en goed hanteerbaar, wordt de trog niet noodzakelijk op een vaste voet gezet. Is hij heel groot dan kan hij op een paar lage houtblokken worden gelegd. Meestal is hij geplaatst tussen twee steunen in de vorm van een letter H, waarvan de naar buiten uitwijkende bovenste benen de bak omvatten (Weyns blz. 28). In dit lemma zijn ook benamingen die de boer voor zijn baktrog heeft, opgenomen: Zie afb. 17. [(N 29, 20a; N 29, 18a; N 18, add.; N 5A(I), add.; S 2; R 3, 50; L 1a-m; L 16, 8; L 19A, 21; L 48, 23; A 26, 10; Lu 4, 10; Lu 2, 23; monogr.; LB 2, 237)]
II-1
|
22827 |
bal |
bal:
bal (Q199p Moelingen, ...
Q199p Moelingen)
|
Bal. [Willems (1885)]
III-3-2
|
18848 |
bangerik |
angstige, een -:
ene angstege (Q199p Moelingen),
schijthuis:
e schiethoe‧s (Q199p Moelingen)
|
bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
18173 |
barrevoets |
barvoets:
bɛ:rvəs (Q199p Moelingen),
op blootse voeten:
up blu:tsə vø:j (Q199p Moelingen)
|
blootvoets [RND]
III-1-3
|
19730 |
bed |
bed:
beͅt (Q199p Moelingen)
|
bed [RND]
III-2-1
|
18965 |
bedriegen |
bedriegen:
ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a
bedreege (Q199p Moelingen)
|
bedriegen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
33344 |
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis |
stallen:
stɛl (Q199p Moelingen)
|
Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.]
I-6
|
19471 |
bedsprei |
bedsprei:
beͅtspreͅi̯ (Q199p Moelingen)
|
bedsprei [RND]
III-2-1
|