21024 |
oester |
oester:
oester (Q199p Moelingen)
|
oester [Willems (1885)]
III-2-3
|
23227 |
oksaal |
oksaal:
šūṇ oksāl (Q199p Moelingen)
|
Een schoon (d)oksaal (waar het orgel zich bevindt in de kerk). [ZND 39 (1942)]
III-3-3
|
23150 |
olifant |
olifant:
Karte 109.
olifant (Q199p Moelingen)
|
Elefant.
III-3-2
|
25057 |
ongeordende hoeveelheid, chaos |
bataklang:
bataclan (Q199p Moelingen, ...
Q199p Moelingen,
Q199p Moelingen),
bazaar:
bazaar (Q199p Moelingen, ...
Q199p Moelingen,
Q199p Moelingen),
boel:
boel (Q199p Moelingen, ...
Q199p Moelingen,
Q199p Moelingen),
duivel:
duvel (Q199p Moelingen, ...
Q199p Moelingen,
Q199p Moelingen),
santeboetiek:
santepetik (Q199p Moelingen, ...
Q199p Moelingen,
Q199p Moelingen)
|
boel [ZND 01 (1922)], [ZND 32 (1939)], [ZND 33 (1940)]
III-4-4
|
25565 |
ongeschikt |
niks opgegangen:
neks opgǝgāŋǝn (Q199p Moelingen)
|
Gezegd van deeg dat niet wil rijzen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor bij de woordtypen. [N 29, 29a; L 33, 25; monogr.]
II-1
|
33291 |
onkruid, algemeen |
kruid:
krūt (Q199p Moelingen)
|
De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.]
I-5
|
22316 |
onnozele-kinderendag |
onnozele-kinderen:
onnozelkeender (Q199p Moelingen)
|
Onnozole kinderen [allerkindere]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
17592 |
oog |
oog:
Enkelvoud: ow
o.wə (Q199p Moelingen)
|
ogen [RND]
III-1-1
|
33023 |
oogst -opbrengst |
oogst:
[oogst] (Q199p Moelingen)
|
Oogst in de betekenis van "een goede oogst" of "de oogst staat er goed voor"; het tweede deel van deze laatste uitdrukking is ondergebracht in het volgende lemma. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen [oogst], [bouw] en [bouwt], zie het lemma ''oogst -werkzaamheden'' (4.1.2); de in dit lemma gedocumenteerde varianten van oogst komen daar ofwel in het geheel niet voor, ofwel (soms) als een wezenlijk andere variant. [N 15, 11; L 5, 29; L 39, 39; S 27; monogr.; add. uit N 15, 10 en12]
I-4
|
33022 |
oogst -werkzaamheden |
oogst:
ǫst (Q199p Moelingen)
|
Het geheel van de werkzaamheden; het zelfstandig naamwoord. Zie ook Fsa, I, kaart 9. In vergelijking met N 15, 7 ("alle oogstwerkzaamheden te zamen") levert N 15, 8 ("graanoogst") in het geheel geen nieuw materiaal op; overal worden samenstellingen met graan (zie het lemma ''graan, koren'' 1.2.1) en van de opgave van N 15, 7 opgegeven. In het materiaal S 27 staan beide woorden oogst, eerst in de betekenis "het geheel van de werkzaamheden" en daarna in die van "opbrengst", onder elkaar en dat heeft waarschijnlijk suggestief gewerkt, vandaar de talrijke gelijkluidende antwoorden in het lemma ''oogst -opbrengst'' (4.1.3). Voor de behandeling van de varianten van het type oogst, vergelijk de toelichting bij het lemma ''oogsten'' (4.1.1). [N 15, 7 en 8; S 27; Wi 52; NE 3.V, 6g; monogr.; add. uit L 40, 8]
I-4
|