25103 |
benauwd en vochtig weer |
benauwd (weer):
ps. de a staat wat hoger geschreven.
bənautj (L319p Molenbeersel)
|
zwoel [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
25965 |
bergmolen |
bergmolen:
bęrǝx[molen] (L319p Molenbeersel)
|
Een bovenkruier die op en voor een gedeelte in een kunstmatige heuvel is gebouwd. Zie ook afb. 8. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32d; Sche 5; monogr.]
II-3
|
24916 |
bergx |
bergen (mv.):
mv.!
bèrrəch (L319p Molenbeersel)
|
berg (bergen) [RND]
III-4-4
|
21527 |
bericht |
tijding:
WNT: ting (IV), In het Vroeg-nieuwndl. verkort uit tîding. Tijding, bericht.
ech öp tīəŋ gəkrēgə (L319p Molenbeersel)
|
Ik heb tijding (ting, teng, enz.) gekregen. [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
26051 |
berrie |
ber(ri)g:
bø̜rǝx (L319p Molenbeersel)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
20522 |
beschimmeld |
beschimmeld:
bəsø͂ͅməlt (L319p Molenbeersel)
|
beschimmeld/beschimmelen [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
20790 |
beschuit |
beschuit:
1a-m
bəsxy(3)̄t (L319p Molenbeersel)
|
beschuit [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
21471 |
betalen |
betalen:
o = oo korter uitgesproken
doe most geljd hubbe veur konne te betale (L319p Molenbeersel)
|
Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
24561 |
beuk |
beuk:
gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk
bø̄k (L319p Molenbeersel)
|
beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukennootje:
bøkənø^t⁄ə (L319p Molenbeersel)
|
beukenootje [ZND 01u (1924)]
III-4-3
|